Het leven van een spion is doorgaans in nevelen gehuld, en hun dood haalt dan ook zelden de voorpagina’s. Maar toen een witte dolfijn – die spioneerde voor Moskou – afgelopen september dood werd aangetroffen in de Noorse wateren, werd het dier wereldberoemd. Er zijn in de loop van de geschiedenis meer bijzondere ‘spionagedieren’ ingezet om in vijandelijk gebied staatsgeheimen te ontfutselen…
De beloega Hvaldimir – een samentrekking van het Noorse woord voor walvis (hval) en de voornaam van de Russische president Vladimir Poetin – werd al in 2019 ontmaskerd als spion. Daarmee trad hij toe tot een illuster rijtje van dieren die inlichtingenwerk verrichtten voor de mens. Zo trainde de Sovjet-Unie ooit zeezoogdieren om als spion en zelfs als moordenaars te fungeren. Dit bijzondere overheidsprogramma eindigde echter abrupt in 1991 toen het land uiteenviel. Aan de andere kant van de wereld experimenteerde de CIA al in de jaren zestig met de inzet van dieren. Een van hun meest bizarre ideeën was ‘Operation Acoustic Kitty’.
Operation Acoustic Kitty
De bedoeling was om een kat uit te rusten met een microfoon en antenne om gesprekken af te luisteren achter vijandelijke linies. In theorie een prachtig plan, maar de eerste test eindigde rampzalig: de kat dwaalde af van zijn doel en werd overreden door een taxi. Niet snel daarna werd het project stopgezet.
Gelukkig zijn er ook spionagedieren, die wél succesvol waren. Tijdens de Koude Oorlog gebruikten de Britten – en later de CIA – postduiven met kleine camera’s. Deze vogels konden ongemerkt verboden gebieden binnenvliegen en foto’s maken, waarna ze veilig terugkeerden dankzij hun uitzonderlijke navigatievermogen.
Drones in de jaren 70
Met de opkomst van de technologie werden dieren soms vervangen door mechanische alternatieven. Project Aquiline bijvoorbeeld, had als doel om een volledig uitgeruste drone te fabriceren die nauwelijks van een echte vogel te onderscheiden was. En in de jaren zeventig ontwikkelde de CIA de ‘insectothopter’: een drone zo klein als een insect. Hoewel beide nooit volledig operationeel werden, legden ze de basis voor de goedkope en uiterst effectieve drones die tegenwoordig hoogkwalitatieve livebeelden genereren en dood en verderf zaaien op het slagveld.
In de jaren negentig lanceerde de CIA een meer geslaagde poging: ze kwamen met robotmeerval Charlie op de proppen, een zeespion die de Amerikanen tot op de dag van vandaag aan het doorontwikkelen zijn. Onderwaterdrones zoals Charlie zijn de effectievere en minder kwetsbare versies van eerder gefaalde projecten, zoals de ongelukkige Hvaldimir.
Explosieve ratten
Niet alles draait echter om technologische hoogstandjes. Soms is het idee alleen al effectief. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vulden de Britten rattenkadavers met explosieven, met het plan om ze naar binnen te smokkelen in de ketelruimtes van Duitse fabrieken. Het plan mislukte toen de Duitsers de eerste lading al onderschepten. Maar de ontdekking veroorzaakte zoveel onrust en paranoia bij de vijand dat de Britten de operatie alsnog als een succes beschouwden.
Chips en volle luiers
Technologie staat vaak centraal bij spionage, maar op het moment suprême zijn improvisatie en durf nog steeds de krachtigste wapens. Dat bleek in 1985 bij de ontsnapping van Oleg Gordievsky, een dubbelagent die voor de Britse inlichtingendienst werkte. Gordievsky zat verstopt in de kofferbak van een diplomatenauto. Het gezelschap moest nog drie Sovjet- en twee Finse grensposten passeren richting vrijheid. Het lukte bij een van de checkpoints om een grommende Duitse herder af te leiden met een handje chips, terwijl een tweede hond in de luren werd gelegd met de geur van babypoep. Een diplomatenvrouw legde haar baby op de achterklep van de auto, verschoonde de luier en liet de verse, dampende inhoud op de grond vallen. De hond en zijn baas deden een flinke stap naar achteren, en hielden de controle vervolgens voor gezien.