Spelfouten: dit is waarom we ze maken – en velen zich er mateloos aan storen

De Nederlandse werkwoordspelling vormt voor veel mensen een struikelblok. Vooral de zogenaamde dt-fouten zijn berucht. Maar waarom eigenlijk? En waarom worden dt-zondaren daar zo hard op afgerekend?

Geef maar toe. Ook degenen die beweren nooit een dt-fout te maken, hebben dat stiekem vast weleens gedaan. Waarom dt-foutjes er zo gemakkelijk in sluipen, is een interessante vraag. Als immers de regel wordt toegepast, zijn deze fouten simpel te voorkomen. Toch gebeurt het bij menigeen veelvuldig, tot groot ongenoegen van fervente taalnazi’s, die een dt-fout hard afstraffen. Scientias.nl ging in gesprek met de onlangs gepromoveerde taalwetenschapper Robert Chamalaun, leraar Nederlands en tevens verbonden aan de Radboud Universiteit, over deze kwestie. Want waarom overkomt het zelfs de beste – én ergeren we ons er tegelijkertijd mateloos aan?

Instinkers
De meeste werkwoorden worden gespeld volgens het principe ‘spel wat je hoort’. Zo schrijven we ‘hij fietst’ met een ‘t’ omdat we ook een ‘t’ horen. Het Nederlands kent echter ook werkwoorden waar niet te horen is hoe je moet spellen. En dat zijn de instinkers. “Hoewel de term ‘dt-fout’ in de volksmond alom gebruikt wordt, gaat het eigenlijk om iets anders,” zo legt Chamalaun in een e-mail aan Scientias.nl uit. “Deze  fouten komen voor bij de werkwoorden die hetzelfde klinken, maar afhankelijk van de grammaticale functie anders gespeld worden, de zogenaamde homofonen. Je kunt niet horen hoe bijvoorbeeld de werkwoordsvorm ‘vindt’ gespeld moet worden. Het woord klinkt immers hetzelfde als ‘vind’ en als je de klank volgt zelfs als ‘vint’. Bij dit soort werkwoorden is het altijd nodig om de regels correct toe te passen.”

Woordgeheugen
Maar in plaats van de geleerde lessen op school voor de geest te halen, vertrouwen we te vaak op ons woordgeheugen. Dit betekent dat we regelmatig kiezen voor de meest voorkomende werkwoordsvorm, ook als die niet juist is in de zin. “Als we onder tijdsdruk staan of als de zin ingewikkeld is (meerdere woorden die tussen het onderwerp en de persoonsvorm staan bijvoorbeeld), dan vallen we terug op ons geheugen,” zegt Chamalaun. “We hebben de neiging om dan de meest voorkomende vorm te schrijven. Zo komt ‘bepaald’ vaker voor dan ‘bepaalt’. Als je deze geheugenstrategie volgt, spel je soms ‘per ongeluk’ de juiste vorm. Maar als het eigenlijk de minder voorkomende vorm – dus ‘bepaalt’ – had moeten zijn, dan maak je een spelfout.”

De regels toepassen
Op deze manier is een foutje dus zo gemaakt. En dat begint ermee dat we het schijnbaar lastig vinden om de regels voor de werkwoordspelling goed toe te passen. Maar waarom? “Het toepassen van de regels vraagt altijd om een grammaticale analyse,” legt Chamalaun desgevraagd uit. “De spelling van werkwoorden is immers grammaticaal bepaald. We spellen ‘gebeurt’ met een ‘t’ als het een persoonsvorm is en ‘gebeurd’ met een ‘d’ als het een voltooid deelwoord is. Je kunt de spelling van deze werkwoorden niet ‘weten’ in tegenstelling tot bijvoorbeeld semantische homofonen, zoals ‘rauw’ en ‘rouw’. De context geeft dan voldoende aanwijzingen welk woord je moet schrijven. En het toepassen van de regels wordt vervolgens moeilijker als sprake is van cognitieve overbelasting.”

Hoe is het met ons grammaticale bewustzijn gesteld?
Ondanks dat sommigen denken dat de Nederlandse taal verloedert en dt-fouten tegenwoordig vaker voorkomen dan vroeger, is het de vraag of het echt zo slecht met ons grammaticale bewustzijn gesteld is. “Het is lastig om te zeggen hoe het bij ‘de Nederlanders’ zit, dat is nogal een diverse groep,” zegt Chamalaun. “In mijn onderzoek zie ik wel dat leerlingen een beter ontwikkeld grammaticaal bewustzijn hebben naarmate zij ouder worden en naarmate ze een ‘hoger opleidingsniveau’ volgen. vwo-leerlingen in klas 6 doen het significant beter dan vmbo-t-leerlingen in klas 1. Ik vermoed dat veel Nederlanders de regels tot op zekere hoogte best wel kennen. Een probleem is volgens mij dat de werkwoordspelling vaak geproblematiseerd wordt en dat er zo’n stigma omheen hangt, dat mensen denken dat het allemaal razend ingewikkeld is.”

Dt-zondaren
Zoals gezegd maakt iedereen weleens een dt-fout. Ook degenen die perfect de regels kennen. Ondanks dat het dus een wijdverspreid fenomeen is, wordt een dt-zondaar vaak zonder mededogen aan de schandpaal genageld. “In de samenleving heerst inderdaad een vrij lage tolerantiegrens voor wat betreft fouten in werkwoordspelling,” vertelt Chamalaun. “Als iemand een foutje maakt, wordt diegene daar direct op ‘afgerekend’. Dat zien we veel minder bij bijvoorbeeld verkeerd gebruik van hoofdletters.” Maar waarom ergeren velen zich groen en geel aan dt-fouten? “Fouten in de werkwoordspelling veronderstellen gebrekkige regelkennis en/of luiheid,” licht Chamalaun toe. “Maar dat hoeft helemaal niet zo te zijn. Omdat de regels voor werkwoordspelling vrij overzichtelijk zijn en de afgelopen decennia ook niet gewijzigd zijn, vinden mensen dat je dat dan foutloos zou moeten doen. Dat lukt niet altijd, een foutje is zo gemaakt. Ik pleit er overigens ook niet voor om die fouten maar gewoon te accepteren. Maar ik denk dat we wel wat toleranter zouden mogen zijn. Iedereen maakt immers weleens een foutje.”

“Ik pleit er niet voor om fouten maar gewoon te accepteren, maar ik denk dat we wel wat toleranter mogen zijn”

Tip
Voel je je erg aangesproken en wil je graag je best doen om het aantal verraderlijke dt-fouten terug te schroeven, lees dan vooral even verder. Allereerst helpt natuurlijk een beter begrip van de grammatica voorkomen dat we al te veel op ons woordgeheugen vertrouwen. En nu we weten dat dit een belangrijke achterliggende reden voor het maken van dt-fouten is, kun je daar ook beter op letten. Maar Chamalaun heeft meer tips. “Naar mijn idee is het belangrijk dat schrijvers ‘leren’ om hun tekst nog eens na te lezen, maar dan met specifieke aandacht voor werkwoorden,” adviseert hij. “Je zou bijvoorbeeld een tekst kunnen nalezen en elk werkwoord kunnen markeren. Op die manier zie je direct welke werkwoorden in de zin staan. Vervolgens kun je eventuele foutjes nog herstellen. Je leest je tekst in dit geval alsof je een ‘grammaticale bril’ op hebt.”

Ander werkwoord invullen of tijd veranderen
Overigens is een andere makkelijke manier om gewoon een ander werkwoord in te vullen dat niet die ‘d’ al in de stam heeft. “Als je een werkwoord als ‘spelen’ invult, hoor je vanzelf of je een ‘t’ moet schrijven of niet,” vervolgt Chamalaun. “Dit geldt voor persoonsvormen die al een in de stam hebben, zoals ‘vinden’ en ‘worden’. Bij werkwoorden die al een onbeklemtoond voorvoegsel in zich hebben, de zogenaamde zwakke prefixwerkwoorden, ontkom je er niet aan om te kijken of je te maken hebt met een persoonsvorm of een voltooid deelwoord. Een makkelijke ‘truc’ is om de zin van tijd te veranderen. Als het werkwoord verandert, dan is het een persoonsvorm. Deze werkwijze kun je toepassen bij werkwoorden zoals ‘vertellen’. Denk aan het volgende voorbeeld: Ik luister altijd erg geboeid als mijn favoriete leraar een mooi verhaal vertelt. Als je de zin van tijd verandert, hoor je dat ‘vertelt’ verandert in ‘vertelde’. Het is dus een persoonsvorm en dan geldt dat we ‘vertelt’ met een ‘t’ schrijven.”

School
Om het taalniveau, met name onder jongeren, verder op te krikken, pleit Chamalaun voor meer aandacht voor grammaticale analyse op school. “In de bekende leergangen Nederlands is grammatica vaak wat onderbelicht bij het onderdeel werkwoordspelling,” legt hij uit. “Meestal wordt er klakkeloos vanuit gegaan dat leerlingen de grammaticale concepten voldoende beheersen. Maar de onderzoeken in mijn proefschrift laten overduidelijk zien dat expliciete aandacht voor grammatica in relatie tot werkwoordspelling leidt tot een grotere kans dat de werkwoordsvorm correct gespeld wordt. Het is geen garantie, maar de kans wordt groter. Er zou dus wat mij betreft tijdens de lessen spelling meer aandacht mogen zijn voor de nauwe relatie tussen grammatica en spelling.”

Alarmbel
Ten slotte stelt Chamalaun dat we eigenlijk anders naar werkwoordspelling moeten kijken. “Het moet niet onnodig geproblematiseerd worden,” betoogt hij. “Laten we stoppen met oefeningen met allerlei ‘exotische uitzonderingen’ en ons in plaats daarvan vooral richten op veelvoorkomende homofone woordparen (zoals ‘gebeurt/gebeurd’ en ‘bepaalt/bepaald’). Dat zet meer zoden aan de dijk, vermoed ik. Het kan er mogelijk toe leiden dat er bij leerlingen, als zij zelf gaan schrijven en moeten spellen, een ‘alarmbelletje’ afgaat dat zegt ‘let op, dit zijn werkwoorden die nogal eens misgaan’.”

Al met al laat Chamalaun zien dat als je de regels kent en scherp blijft op je tekst, niemand meer een dt-fout – een ware doorn in het oog van iedereen die de Nederlandse taal goed beheerst en zelf poging doet om foutloos te schrijven – hoeft te maken. Denk je ook niet dat de wereld daar beter van word…?

Bronmateriaal

"Waarom maken we dt-fouten?" - Radboud Universiteit

Interview met Robert Chamalaun

Afbeelding bovenaan dit artikel: AndreyPopov van Getty Images (via canva.com)

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd