Mieren maken een aantal slimme aanpassingen aan hun nesten om de verspreiding van ziekten te voorkomen, blijkt uit onderzoek, gepubliceerd in het tijdschrift Science.
De nesten van kolonies die aan ziekten zijn blootgesteld, hebben veel wijder verspreide ingangen. Wat ook opvalt is dat de ingangen verder van elkaar verwijderd zijn met minder directe verbindingen tussen de kamers.
Gedrag mieren
“We weten al dat mieren hun graafgedrag veranderen als reactie op andere bodemfactoren, zoals temperatuur en bodemsamenstelling”, zegt onderzoeker Luke Leckie, “maar dit is de eerste keer dat is aangetoond dat een niet-menselijk dier de structuur van zijn omgeving aanpast om de overdracht van ziekten te verminderen.”
Mieren laten een hele hoop gedragsreacties zien op ziekten die bijvoorbeeld de immuniteit verbeteren. Zo verwijderen ze ziekteverwekkende schimmelsporen met delen van hun mond, bespuiten ze kolonieleden met desinfecterend gif en isoleren ze zichzelf om de rest van de kolonie te beschermen.
In het wild graven mieren ingewikkelde nesten met tunnels en kamers voor verschillende doelen. Sommige kamers worden gebruikt als opslagplaats voor voedsel, andere dienen als broedkamers voor eitjes en larven. Er zijn ook speciale ruimtes voor de werksters, die zich bezighouden met de verzorging van de eitjes en de koningin. De ruimte van de koningin ligt meestal in het midden van het nest. Zo wordt de koningin, die verantwoordelijk is voor het leggen van eieren, goed geïsoleerd en beschermd, zowel tegen vijanden als tegen verstoring door andere mieren.
Methode
De onderzoekers bestudeerden twee groepen van 180 werksters. Die plaatsten ze in twee bakken vol aarde, waar ze hun nesten konden graven. Een dag later werden er twintig extra mieren aan elk nest toegevoegd, waarbij de groepen werden blootgesteld aan schimmelsporen. Daarna lieten ze de mieren nog zes dagen graven en werden er regelmatig micro-CT-scans van de structuren gemaakt.
Na deze zes dagen voegden ze de CT-scans toe aan 3D-modellen van de nesten. Wat opviel is dat de ingangen verder van elkaar lagen en er minder onderlinge verbindingen waren tussen kamers en gangen. En wat blijkt: dat heeft effect! De onderzoekers voerden daarna simulaties uit om te zien hoe de ziekte zich verspreidde. Uit deze simulaties bleek dat de aangepaste nesten het risico verkleinden op blootstelling aan de ziekte. Met hun architectonische aanpassingen beschermen ze de kwetsbare ruimtes waar voedselvoorraden en jongen zich bevinden.
Concluderend
“Een van onze verrassendste bevindingen was dat toen we de zelfisolatie van mieren in de simulaties opnamen, het effect van de zelfisolatie op het verminderen van de overdracht van ziekten zelfs sterker was in aan bacteriën blootgestelde nesten dan in controlegroepen”, zo stelt Leckie.
Het onderzoek kan in de toekomst een inspiratiebron zijn voor het beheer van onze sociale ruimten, zo concluderen de onderzoekers. Net als mierennesten zijn menselijke steden een ingewikkeld netwerk van allerlei structuren en wegen. Het vinden van een balans tussen de stroom van hulpbronnen, informatie en mensen en het beperken van de verspreiding van ziekten is ontzettend belangrijk. Daar kunnen wij bij mieren blijkbaar nog het een en ander van afkijken.


