Regelmatig bewegen blijkt opnieuw een wondermiddel tegen allerlei kwalen.
Uit nieuw onderzoek komt naar voren dat mensen die voldoende lichamelijk actief zijn, een aanzienlijk lager risico hebben op het ontwikkelen van dementie, beroertes, angststoornissen, depressies en slaapproblemen.
Minder zitten, meer bewegen
Onderzoekers van de Fudan Universiteit in Shanghai analyseerden gegevens van meer dan 73.000 personen met een gemiddelde leeftijd van 56 jaar. De deelnemers droegen een week lang speciale meetapparatuur die nauwkeurig registreerde hoeveel ze bewogen en zaten.
De resultaten, die in april in detail gepresenteerd worden op de jaarlijkse bijeenkomst van de Amerikaanse Academie voor Neurologie, tonen een duidelijk patroon: wie regelmatig matig tot intensief beweegt, heeft 14 tot 40 procent minder kans op de genoemde aandoeningen.
De cijfers spreken voor zich
Het onderzoek keek specifiek naar de energie die mensen verbruikten tijdens lichamelijke activiteit, uitgedrukt in kilojoules per kilogram lichaamsgewicht. Matige lichamelijke activiteit werd gedefinieerd als activiteiten waarbij je minstens drie keer zoveel energie verbruikt als in rust. Denk aan wandelen, schoonmaken of fietsen. Bij intensieve activiteit stijgt de verhouding naar zes of meer.
Deelnemers die vrij bleven van de onderzochte aandoeningen, hadden gemiddeld een dagelijkse energiebesteding van 1,22 kilojoule per kilogram tijdens matige tot intensieve activiteit. Bij mensen die dementie ontwikkelden was dit slechts 0,85 kilojoule per kilogram. Voor slaapstoornissen lag dit op 0,95, voor beroertes op 1,02, voor depressie op 1,08 en voor angststoornissen op 1,10.
Lang zitten vergroot het risico
Aan de andere kant bleek veel zitten juist geassocieerd met een verhoogd risico op deze aandoeningen. Mensen die het grootste deel van de dag zittend doorbrachten, hadden een 5 tot 54 procent hoger risico dan mensen die het minst zaten.
Dit onderzoek onderscheidt zich van eerdere studies doordat het niet vertrouwt op zelfrapportage, maar gebruik maakt van objectieve metingen via draagbare apparaten. Een beperking is wel dat 96 procent van de deelnemers wit was, waardoor de resultaten mogelijk niet voor alle bevolkingsgroepen gelden.
