Door in sedimenten naar sporen van aardbevingen te zoeken, denken wetenschappers nu te weten in welk jaar Jezus van Nazareth gekruisigd werd.
In het bijbelboek Mattheüs is in het 27e hoofdstuk te lezen hoe Jezus door de Romeinen gekruisigd wordt en sterft. Direct na de dood van Jezus gebeurt er iets bijzonders. “En ziet, het voorhangsel des tempels scheurde in tweeën, van boven naar beneden; en de aarde beefde, en de steenrotsten scheurden,” zo schrijft Mattheüs. Het bijbelvers vormde het uitgangspunt voor de studie van de onderzoekers, zo is in het blad International Geology Review te lezen.
Sedimenten
De onderzoekers bestudeerden sedimenten afkomstig van de westkust van de Dode Zee. Aan deze sedimenten is te zien, wanneer het gebied met bevingen te maken heeft gehad. De bevingen hebben er namelijk voor gezorgd dat de sedimenten vervormd zijn. De onderzoekers vonden een vervorming die veroorzaakt was door een zware beving. De beving zou ergens in 31 voor Christus hebben plaatsgevonden. Ook vonden ze vervormde sedimenten die het resultaat waren van een beving die ergens rond het jaar 31 na Christus (met een foutmarge van vijf jaar) plaatsvond.
Exacte datum
Waarschijnlijk heeft Mattheüs het in zijn boek over die laatste beving, die dus tussen 26 en 36 na Christus plaatsvond. Om tot een exactere datum te komen, richtten de wetenschappers zich tot de bijbel en eerder onderzoek dat onder meer wetenschapper Colin Humphreys heeft uitgevoerd. De bijbel vertelt onder meer dat de kruisiging op een vrijdag plaatsvond, onder toeziend oog van Pontius Pilatus (die slechts tien jaar stadshouder van Jeruzalem was) en dat kort na de dood van Jezus het Pascha werd gevierd. De onderzoekers pakten de kalender uit die tijd erbij en ontdekten dat alle informatie samenvalt, wanneer men ervan uitgaat dat Jezus in het jaar 33 na Christus werd gekruisigd. Die datum is al vaker door wetenschappers geopperd en de sedimenten nabij de Dode Zee lijken dat nu dus te onderschrijven.
Maar de onderzoekers houden een slag om de arm. Zo is het best mogelijk dat de aardbeving niet exact met het sterven van Jezus samenviel, maar iets ervoor of erna plaatsvond. “En dat deze ‘geleend’ werd door de auteur van het evangelie van Mattheüs,” zo schrijven de onderzoekers. Mogelijk was de beving die tussen 26 en 36 na Crhistus plaatsvond sterk genoeg om vervormde sedimenten op te leveren, maar niet energetisch genoeg om in een nog steeds bestaand geschiedenisboek, anders dan de Bijbel, vermeld te worden. Als die laatste mogelijkheid klopt, zou dat betekenen dat de vermelding van de beving in het evangelie van Mattheüs een soort allegorie is.”