We hebben met zijn allen een flinke klimaatklus te klaren. Het ene land is daar beter mee bezig dan het andere. Of lijkt dat alleen maar zo?
Rijke landen kloppen zichzelf graag op de borst over hun inspanningen om CO2-uitstoot te verminderen. Ze krijgen ook vaak positievere beoordelingen op dit gebied, omdat het er op papier allemaal goed uitziet. Wat echter nooit wordt meegewogen is de berg vervuiling die ze naar het buitenland verplaatsen. Deze offshoring van vervuilende productieprocessen is een belangrijke reden waarom democratische landen als milieuvriendelijker worden beoordeeld dan niet-democratische landen, concluderen Zwitserse en Britse onderzoekers.
Meerdere studies stelden eerder dat democratische landen meer doen tegen klimaatverandering dan autoritaire regimes. Het klinkt misschien ook logisch, maar er zit een addertje onder het gras: de ‘offshoring van vervuiling’. Dat is wanneer landen sterk vervuilende goederen of productieprocessen in het buitenland laten maken of uitvoeren.
161 landen vergeleken
Thomas Bernauer en Ella Henninger van de ETH Zurich en Tobias Böhmelt van de University of Essex keken naar 161 landen tussen 1990 en 2015. Ze ontdekten dat democratische landen aanzienlijk meer schadelijke producten en processen offshoren dan andere landen. En deze offshoring van vervuiling hield duidelijk verband met een lagere CO2-uitstoot in eigen land. De uitstoot van broeikasgassen voor deze meer democratische landen was meer dan een ton per hoofd van de bevolking lager bij toenemende offshoring, dan in minder democratische landen.
Die morele superioriteit van democratieën kun je dus in twijfel trekken. Met name landen met een hoog inkomen zouden zich veel meer moeten richten op de wereldwijde milieueffecten van hun economische activiteiten. “Wij leveren een van de eerste systematische studies naar de mate waarin de offshoring van vervuiling samenhangt met binnenlandse emissieniveaus in democratieën. Het belangrijkste resultaat is dat deze praktijk significant en substantieel samenhangt met lagere broeikasgasemissies thuis”, aldus de onderzoekers.
Markt of overheid?
Maar in hoeverre ligt de ‘schuld’ van offshoring bij overheden, is het niet gewoon hoe de markt werkt? “Offshoring is inderdaad eerder een marktgedreven fenomeen, maar het wordt vergemakkelijkt door de structuren en processen in democratieën”, verklaart Böhmelt aan Scientias.nl. “Daarom vinden wij, en anderen, dat democratieën om te beginnen geassocieerd worden met meer offshore outsourcing. Vanuit het perspectief van de overheid nemen ze het resultaat van de algehele verminderde uitstoot waarschijnlijk graag mee, maar ik betwijfel of je ooit wet- of regelgeving in een land zult vinden die offshoring bewust tot officieel beleid verklaart.”
Offshoring van vervuiling lijkt vooral een manier van rijke landen om zich beter voor te doen dan ze zijn. “Het is, zoals verwacht, voornamelijk een noord-zuidfenomeen, hoewel we ook bewijs hebben gevonden voor zuid-zuid-outsourcing.” Het uitbesteden van vervuilende productieprocessen gaat dus vooral van rijke noordelijke landen naar het armere zuiden, maar niet altijd.
Nieuwe klimaatakkoorden
Om dit op te lossen vinden de onderzoekers dat klimaatovereenkomsten moeten worden aangepast. “De meeste internationale overeenkomsten zijn momenteel gebaseerd op territoriale effecten en overeenkomstige reducties, inclusief het klimaatakkoord van Parijs”, aldus Böhmelt. “Dit betekent dat staten hun emissies op hun eigen grondgebied moeten verminderen met een bepaalde hoeveelheid. Gezien onze studie is het echter zinvol om deze benadering in twijfel te trekken. We moeten dus overwegen om de focus van het milieubeleid te verschuiven van primair territoriale naar mondiale milieueffecten van de binnenlandse economische activiteit van landen.”
En wat kunnen rijke landen zelf doen? “Ik denk dat we moeten kijken naar de morele superioriteit van democratieën of, sterk hiermee verbonden, de nettobetalers van internationale overeenkomsten: daar moet verandering in komen, want uiteindelijk lijken ze enkel beter te presteren dan autocratieën of lijken ze meer te doen dan netto-ontvangers van zaken als klimaathulp, omdat ze meer van hun consumptiegerelateerde vervuiling uitbesteden. Zodra actoren zich daar meer bewust van worden, kunnen we verdergaan door de architectuur en structuur van wereldwijde klimaatovereenkomsten te veranderen.”