Werkschuwe millennials versus profiterende babyboomers, beide generaties hebben hun oordeel over elkaar al snel klaar. Maar gek genoeg toont onderzoek aan dat die verschillen eigenlijk helemaal niet bestaan.
Millennials zijn overgevoelige sneeuwvlokjes, die veel te veel geld uitgeven aan havermelkcappucino’s, iets vaags online doen, terwijl ze met hun billen op een strandstoel op Bali zitten en dan klagen dat ze geen geld hebben om een huis te kopen. Vinden babyboomers, die volgens millennials gek zijn dat ze zich een burn-out werken om hun hele leven de hypotheek van hun villa af te betalen, waardoor ze zowat elke ouderavond en voetbalwedstrijd van hun kinderen gemist hebben. En zo kunnen we nog wel een paar vooroordelen bedenken.
Van boomer tot Gen Z
Het punt is: ze zijn niet waar. Dat ontdekte sociologieprofessor Martin Schröder van de Saarland University, die was gevraagd om het zoveelste boek te schrijven over de verschillen tussen generaties. Dat boek kwam er dus niet, wel een interessante paper over hoe het in werkelijkheid zit met die boomers en millennials.
Al gaat de indeling van generaties een stuk verder. Behalve de babyboomers, die na de oorlog zijn geboren tot ongeveer 1965, heb je generatie X, die tussen 1965 en 1980 ter wereld kwam. Dan krijg je de millennials en daarna generatie Z, die tussen eind jaren 90 en begin 2010 het levenslicht zag.
Allemaal hetzelfde
Schröder probeerde orde te scheppen in de verschillen tussen generaties en zocht alle studies bij elkaar die er over het onderwerp te vinden zijn over een periode van veertig jaar. De resultaten waren verrassend: “Ik kon niets vinden dat erop wijst dat de houding wat betreft werk en carrière gerelateerd is aan het jaar waarin iemand is geboren.”
Wat veel meer een rol speelt is de levensfase waarin mensen zitten als je hen vraagt naar hun werkethiek of mening over werk, aldus Schröder. Dat druist in tegen de generatiehypothese die er juist van uitgaat dat de meningen van mensen sterk beïnvloed worden door hun geboortejaar, veel meer dan door hun leeftijd of het jaar waarin ze ondervraagd worden. Maar als je die leeftijds- en periode-effecten meeweegt, wordt het generatie-effect verwaarloosbaar.
Geen nachtdiensten
Schröder noemt als voorbeeld een 60-jarige medewerker die klaagt over een 15-jarige stagiair, die geen zin heeft in nacht- en weekenddiensten om meer geld te verdienen en carrière te maken. “Dit blijkt geen generatieding te zijn. Wat wij ontdekten is dat wij allemaal anders denken en doen dan dertig jaar geleden”, legt de socioloog uit.
“Niet de generatie waar we toe behoren, verklaart onze kijk op werk, maar de levensfase waarin we zitten. Tegenwoordig denken we allemaal anders over de wereld dan een aantal jaar geleden. Dat geldt net zo goed voor een 15-jarige als voor iemand die nu 60 is. Als je verschillende generaties op hetzelfde moment vraagt hoe ze over werk denken, zul je zien dat hun antwoorden ongeveer hetzelfde zijn.” Anders gezegd: we vinden werk gewoon niet meer zo belangrijk als 50 jaar geleden.
Veertig jaar aan data
En deze conclusie is niet afkomstig van een of andere wellness-goeroe of influencer die er een boekje over schreef, maar van een professor die data gebruikte van bijna 600.000 mensen uit 113 landen die tussen 1981 en 2022 zijn ondervraagd over hun houding en normen en waarden wat betreft werk en carrière.
Schröder gebruikte de enorme berg data ook om te onderzoeken hoe de verschillende generaties aankijken tegen andere werkgerelateerde onderwerpen, zoals vrije tijd, fijne werktijden, interessante taken, veel verantwoordelijkheid, leuke collega’s en de mate waarin het werk past bij iemands vaardigheden. En opnieuw: de generatie waartoe een respondent behoorde, had geen effect op de gegeven antwoorden.
In hokjes stoppen
Het verschil tussen millennials en babyboomers blijkt dus veel kleiner dan gedacht. Waarom dan toch al die onmin, afkeuring en discussie tussen de generaties?
De sociologieprofessor ziet drie verklaringen. Ten eerste zijn jongeren áltijd minder bereid om te werken dan mensen van middelbare leeftijd. Dat blijkt uit alle data. En wij allemaal, ongeacht onze leeftijd, vinden betaald werk nu minder belangrijk dan vroeger. “Door deze leeftijd- en periode-effecten te verwarren met generatie-effecten zien we generatieverschillen, die er eigenlijk niet zijn”, zegt Schröder.
Ten tweede stoppen we mensen nu eenmaal graag in hokjes. “Er is sprake van ‘generationalisme’, waarmee we op een gesimplificeerde manier de wereld om ons heen kunnen verklaren. Onze hersenen houden ervan om anderen in hokjes te stoppen, omdat we zo onze eigen sociale groep boven de andere kunnen stellen, waardoor we ons goed voelen over onszelf.” Daar moeten we mee oppassen, vindt de wetenschapper. De indeling naar geboortejaar valt in dezelfde categorie als andere discriminerende stereotyperingen op basis van bijvoorbeeld geslacht of huidskleur.
Geld verdienen
“De derde reden waarom we denken dat er enorme generatieverschillen zijn, terwijl die eigenlijk niet bestaan, is dat sommige mensen er hun brood mee verdienen”, stelt de socioloog. Denk aan ‘generatiegoeroes’, jeugdonderzoekers of jobcoaches. Zij moeten wel wetenschappelijke bevindingen negeren, die hun businessmodel in de weg zitten, omdat ze door willen gaan met het verkopen van hun seminars, coachingsessies en boekjes, die allemaal vertellen dat er sprake is van een generatiekloof, terwijl dit in feite een mythe is.
“Iedereen die aantoont dat het onzin is om zo’n onderscheid te maken tussen generaties, gaat daar natuurlijk niets aan verdienen. Het is het soort resultaat dat een diepe duik in de data vereist, meestal door een professor”, besluit Martin Schröder met een glimlach.