Rechercheurs moeten de waarheid soms uit de moeilijkste verdachten zien te peuteren. Maar ze krijgen hulp uit onverwachte hoek. De Universiteit Twente werkt aan virtual humans die rechercheurs kunnen trainen. Dankzij de virtual humans krijgen de rechercheurs van de toekomst hopelijk elke verdachte op de praatstoel.
“Wanneer politieagenten nu verhoortraining krijgen, beginnen ze met theorie uit een boekje,” vertelt onderzoeker Merijn Bruijnes, werkzaam binnen de vakgroep Human Media Interaction van de Universiteit Twente. “Daarna oefenen ze met acteurs. Maar tussen die twee stappen zit nogal een gat.” Om dat gat op te vullen, werkt Bruijnes binnen het COMMIT-project Interaction for Universal Acces aan virtual humans die tussen de theorie en het inzetten van acteurs gebruikt kunnen worden.
Voordelen
De virtual humans zijn in de ogen van Bruijnes een zeer nuttige tussenstap. Oefenen met acteurs is immers leerzaam, maar het is ook wel een beetje eng. Zeker als studiegenoten meeluisteren of -kijken. “Je wilt het goed doen.” En dat is een nobel streven. “Maar het kan heel nuttig zijn om het ook eens fout te doen.” Want juist van fouten kunnen wij mensen leren. “Met virtual humans kun je gewoon op je zolderkamertje gaan zitten oefenen. En je kunt verschillende dingen uitproberen.” Wanneer het gesprek spaak loopt, geeft het systeem feedback. Het vertelt wat er fout ging en hoe het beter kan. Vervolgens stuurt het systeem de agent in opleiding weer terug naar het moment waarop het fout ging en kan deze eens iets anders proberen. Een ander groot voordeel is dat rechercheurs ook nadat ze hun papiertje op zak hebben, zo af en toe nog eens aan hun verhoortechnieken kunnen werken.
De ontwikkeling van virtual humans
Wie in een spannende politieserie of -film wel eens een verhoor gezien heeft, weet dat het alle kanten op kan gaan. De ene verdachte werkt lijdzaam mee, de ander wordt agressief en gooit de kont tegen de krib. Een verdachte ‘spelen’, vraagt dan ook al veel van acteurs, laat staan van een virtual human, welbeschouwd niets anders dan een computer zonder emoties. Hoe kunnen we van zo’n computer een representatieve verdachte maken? Die vraag stelde Bruijnes – van huis uit psycholoog – zich bij aanvang van dit onderzoek ook. “Je moet met psychologische theorieën werken. Wanneer wij mensen met die theorieën geconfronteerd worden, weten we gevoelsmatig wel wat die betekenen, maar een computer weet dat niet. Een voorbeeldje: stel, ik zeg tegen iemand: ‘Doe eens assertief!’ Een mens begrijpt dat. Maar een computer begrijpt dat niet. We zijn dus begonnen met te achterhalen wat die theorieën nu precies betekenen, vervolgens zijn we gaan kijken welke het belangrijkst zijn tijdens een verhoor en hoe we virtual humans in staat kunnen stellen om die theorieën te gebruiken.” Het mes snijdt daarbij aan twee kanten. Een virtual human moet zichzelf volgens de psychologische theorieën kunnen gedragen, maar die psychologische theorieën ook gebruiken om de rechercheur feedback te geven. “Een virtual human moet na afloop ook kunnen zeggen tegen een rechercheur: ‘Je gedroeg je zelf te assertief en daarom werd ik boos’.
Het scenario
Hoe een verhoor gaat verlopen, weet een rechercheur nooit. Maar datzelfde geldt voor de verdachte, of in dit geval de virtual human. En dat maakt het extra lastig. “Eigenlijk moet de virtual human een antwoord hebben op alles wat gevraagd wordt.” Maar het is onmogelijk om alle scenario’s uit te schrijven. “Daarom werken we met ‘knopen’. Om een voorbeeld te geven: een verhoor begint met een politieagent die de rechten van de verdachte uitlegt. Dat is de introductie van het verhoor, de eerste knoop. De verdachte kan dan bijvoorbeeld agressief worden en dingen roepen als ‘Ze moeten mij ook altijd hebben!’. Een agent kan dan twee dingen doen. De verdachte tot stilte manen. Dan zal de tweede knoop een onderhandeling over hoe het gesprek verder verlopen zal, worden. Maar een politieagent kan ook inhaken op wat de verdachte roept. Bijvoorbeeld: “Hoezo moeten ze jou altijd hebben?’ Daarop kan de verdachte dan met een heel andere knoop reageren, bijvoorbeeld met een verhaal over zijn baas die hem ook altijd moet hebben en dat hij daarom zijn baan is kwijtgeraakt. Dankzij deze aanpak hoeven we niet alles in te vullen voor de virtual humans, een paar zinnetjes is voldoende.”
Nooit af
Momenteel wordt er nog hard aan de virtual humans geschaafd. ‘Af’ zijn ze waarschijnlijk nooit. “Je kunt nieuwe scenario’s toevoegen of scenario’s uitbreiden.” Maar ook aan de personages zelf kan worden gewerkt. “Ze zijn gebaseerd op psychologische theorieën. En die theorieën zijn weer gericht op de gemiddelde mens. Maar die bestaat eigenlijk niet.” Dat betekent dat een virtual human in de toekomst nog complexer zal worden én dat er onderling verschillen tussen virtual humans zullen ontstaan. Want ook mensen zijn verschillend. “Je wilt een echt persoon creëren. Dus dan zal de ene virtual human bijvoorbeeld absoluut geen gezichtsverlies willen lijden, terwijl de andere virtual human het weer heel belangrijk vindt dat mensen aardig tegen hem zijn. Beide virtual humans moet je dan ook weer heel anders aanpakken.”
Validatie
Het onderzoek van Bruijnes loopt nog anderhalf jaar. In die periode hoopt hij de virtual humans onder meer te valideren. “In theorie werkt het allemaal, maar nu moeten we gaan kijken of de training met virtual humans echt effect heeft en welke scenario’s het meest effectief zijn.”
Al met al zijn de verwachtingen omtrent de virtual humans hooggespannen. “Ik denk dat ze in de toekomst gebruikt worden voor verschillende trainingen.” Want van virtual humans valt een hoop te leren, op verschillende domeinen. “Niet alleen bij de politie. Collega’s van mij werken bijvoorbeeld aan iets soortgelijks voor in de zorgsector.” Maar net zo als een rechercheur co-assistenten niet uit kan leggen hoe een openhartoperatie dient te gebeuren, kan een politie-virtual human nooit verpleegsters trainen. “Virtual humans kunnen overal waar sociale interacties een rol spelen gebruikt worden als trainingsmiddel. Maar voor elk domein zal wel een specifieke virtual human ontwikkeld moeten worden.” Een mooi voorbeeld is de virtuele getuige waar collega’s van Bruijnes aan werken. “Zijn taak lijkt wel op die van de politieverdachte. Hij wordt ook ondervraagd. Maar toch is het heel anders. Zo hoeft een getuige bijvoorbeeld doorgaans niet bang te zijn voor gezichtsverlies.” En dat leidt dan weer tot hele andere gesprekken.