In 10.000 jaar tijd is veel veranderd. Zes miljoen moderne mensen maakten plaats voor zeven miljard soortgenoten. Dat moet gevolgen hebben gehad voor ons sociale gedrag. Een nieuw en fascinerend boek brengt die evolutie van ons sociale gedrag in beeld.
Van de prehistorie naar de Facebookgeneratie. Dat is nogal een stap. Maar schrijver Dirk Draulans deinst er in zijn nieuwe boek ‘Samen voor ons eigen‘ niet voor terug. In het boek behandelt hij de ontwikkeling van ons sociale gedrag in de periode tussen de prehistorie en het heden. En dat levert bij vlagen heel verrassende conclusies op.
Hoe we onszelf domesticeerden
Zo concludeert Draulans bijvoorbeeld dat wij mensen watjes zijn geworden. En dat is deels bewust. Hij komt tot die conclusie wanneer hij de herseninhoud van de mens bestudeert. Deze is de laatste 20.000 jaar afgenomen. De Neanderthaler had bijvoorbeeld een veel groter brein dan wij. Tot zo’n 20.000 jaar geleden nam de inhoud van de hersenen van onze voorouders alleen maar toe. Waarom nu niet meer? Draulans zoekt het antwoord op die vraag bij de chimpansees en bonobo’s. Bonobo’s hebben veel kleinere hersenen dan chimpansees. Tegelijkertijd zijn ze ook veel minder agressief den chimpansees. Hoe kan dat? Volgens sommige primatologen heeft de bonobo zichzelf gedomesticeerd. En misschien heeft de mens dat ook wel gedaan. Hoe dan? Nou, misschien vertoonden mannen wiens brein snel groeide vroeger wel meer agressief gedrag dan mannen met een trager groeiend brein. En mogelijk zijn vrouwen steeds minder op agressieve en meer op zorgzame mannen gaan vallen. Het resultaat? De mannen met een trager groeiend brein konden zich gemakkelijker voortplanten en de mannen met een brein dat veel sneller groter groeide, stierven uit. Volgens deze theorie zijn we een soort gedomesticeerde versie van onze voorouders. We zijn zachter geworden, hebben ons afgewend van het barbaarse en de weg vrijgemaakt voor een socialer bestaan.
Van ver
Wij mensen komen echt van ver. Onze verre voorouders waren een stuk agressiever en konden hun soortgenoten soms zomaar iets aandoen. Zelfs als die soortgenoten tot dezelfde groep behoorden. Zodra vrouwen een voorkeur kregen voor minder agressieve mannen veranderde dat: mannen die minder agressief waren, kregen een streepje voor. Maar dat was niet het enige. We maakten meer veranderingen door die er uiteindelijk tot leidden dat we socialer werden. Niet alleen jegens mensen in onze eigen groep, maar ook daarbuiten. Zo leerden mannen hun volwassen dochters – die naar andere groepen migreerden – herkennen. Zo werd de kans op incest (en dus ongezond nageslacht) kleiner, maar ook werden de mannen omwille van hun dochters vriendelijker tegen andere groepen.
Strijd
Het klinkt alsof al die veranderingen onze soort heel gemakkelijk afgingen, maar schijn bedriegt. Sociaal gedrag is namelijk een worsteling. Dat blijkt al wel uit de titel van het boek waarmee de schrijver Van Kooten en De Bie citeert. Evolutionair gezien hebben wij mensen maar één doel: overleven en als we doodgaan doorleven in ons nageslacht. Dat is tamelijk egoïstisch, want uiteindelijk draait het allemaal om onszelf. Maar door de jaren heen hebben we geleerd dat we die doelen toch het beste met een beetje hulp van anderen kunnen najagen. Tegelijkertijd moeten we in die samenwerking ons primaire doel niet uit het oog verliezen en mag dat primaire doel ook weer niet ten koste gaan van de samenwerking. We moeten op zoek naar de balans in één groot spanningsveld dat – dat moeten we toegeven – het leven wel interessant houdt. “Het is de ultieme sociale paradox, een eindeloos armworstelen van biologische belangen: samen voor ons eigen,” zo schrijft Draulans in zijn boek. “Het is de enige manier om het als mensheid leefbaar te houden. Het ligt voor de hand dat een groep, en zeker een grote groep, niet kan functioneren als iedereen zijn ding doet los van de rest (met uitzondering van af en toe een paarmoment en wat kinderzorg).”
Asociale mensen
Samenwerking is dus nuttig, maar tegelijkertijd gevaarlijk. Het brengt ons bij een andere interessante kwestie. We werken al duizenden jaren aan ons sociaal gedrag en dat sociale gedrag heeft nut, zo blijkt. Hoe kan het dan dat er toch nog asociale mensen zijn? Daulans legt uit dat we eigenlijk blij moeten zijn met die asociale mensen. “De constante druk van het individuele voordeel zorgt ervoor dat er altijd asocialen zullen zijn, want een systeem profiteert van variatie, de drijvende kracht achter Darwins selechtieprocessen. (…) De natuur kan wreed uit de hoek komen. Als er dan een mechanisme wordt geïntroduceerd om samenwerking op grote schaal te bevorderen, worden er toch opties opengelaten voor misbruik. De perfecte samenleving is een utopie, een illusie van dromers.”
Moderne tijden en gevaren
We komen dus van ver. En het is niet altijd gemakkelijk. Maar waar gaan we nu naartoe? Het aantal mensen op de wereld neemt toe en dankzij sociale media kunnen we virtueel met iedereen in contact blijven. Wat doet dat met ons sociale gedrag? Recent onderzoek wijst erop dat Facebook ons brein verandert. Maar dat zijn kleine effecten. Interessanter is het vraagstuk of ons übersociale gedrag de mensheid niet vernietigen gaat. “We zijn zo ultrasociaal geworden dat we voor het behoud van onze comfortabele overlevingsstandaard afhankelijk zijn van mensen die we niet kennen.” (…) We zijn voor onze overleving zo afhankelijk geworden van zoveel anderen, dat het in elkaar stuiken van het globale systeem voor nooit geziene moeilijkheden zou zorgen. Voor veel mensen zal het dan terugvallen zijn op elementaire overlevingstechnieken die ze niet meer machtig zijn, waardoor ze niet zullen overleven. Misschien sterven we dan wel uit, zodat wij net als alle mensensoorten vóór ons op naar evolutionaire normen korte termijn verdwenen zullen zijn.” Een ander gevaar is dat we door ons sociale gedrag juist te succesvol worden. We streven onze doelen zo goed na dat onze leefomgeving er onder door gaat en uiteindelijk ook wij (sterk afhankelijk van onze omgeving) het veld moeten ruimen. Maar zo ver hoeft het niet te komen, stelt Daulans. Misschien ontstaat er in de toekomst wel wat ruimte voor groepsselectie. De theorie van groepsselectie stelt dat mensen soms dingen kunnen doen die niet in hun voordeel zijn, of soms zelfs echt in hun nadeel zijn. Ze doen dat dan voor het behoud van de groep. Ze offeren zich als het ware op. Misschien komt er wat meer ruimte voor die aanpak en zijn we intelligent genoeg om in te zien dat we onze eigen behoeften die mede door de succesvolle samenwerking wel met heel veel succes vervuld worden, iets in moeten dammen en oog moeten krijgen voor het grotere plaatje: het behoud van onze soort en dus ook het behoud van de planeet.
Het boek ‘Samen voor ons eigen‘ biedt een interessante kijk op de ontwikkeling van sociaal gedrag. Het lijkt gaandeweg misschien of de auteur voortdurend van de hak op de tak springt, maar aan het einde vallen de puzzelstukjes echt op hun plaats: Aha, zo zijn we hier dus als sociale mens beland!