Wetenschappers hebben ontdekt dat de orang-oetans regelmatig vis uit poeltjes halen. Ze steken met stokken in het water en vangen de geschrokken vissen letterlijk op.
Onderzoeker Anne Russon bestudeerde een groep orang-oetans in Borneo gedurende twee jaar. Ze was er getuige van hoe de dieren met stokken in het water stampten. De vissen schrokken ervan en sprongen omhoog. Daar wachtten de handen van de aap die het heerlijke maaltje stevig vastgrepen.
Alleen
De orang-oetans visten meestal alleen, maar in enkele gevallen werkten ze samen. Waarschijnlijk was dat een situatie waarin de apen elkaar de techniek leerden, zo stelt Russon.
WIST U DAT…
Geen zwemmers
Het is indrukwekkend dat de orang-oetans zo goed kunnen vissen. Zeker als u in ogenschouw neemt dat de dieren helemaal niet kunnen zwemmen. Ze leven voornamelijk in de bomen en in het water zinken ze als een baksteen. Dat ze toch de moeite nemen om door het water te waden, komt waarschijnlijk omdat vis zo voedzaam is. Mogelijk zijn de apen per toeval tot de ontdekking gekomen dat vissen met stokken heel goed werkt.
Mensen
De ontdekking vertelt wetenschappers niet alleen iets over de apen, maar ook over de mensen. “Als orang-oetans dit kunnen, dan moeten de eerste mensachtigen ook met gereedschappen gevist hebben,” vertelt Russon.
Dat ook orang-oetans het trucje onder de knie hebben, wijst erop dat mensachtigen al heel vroeg vis aten. De oudste bewijzen van mensen die vis eten, zijn zo’n twee miljoen jaar oud. Maar als de orang-oetan het kan, is het aannemelijk dat nog oudere mensachtigen het ook al konden. En vis is belangrijk geweest voor onze ontwikkeling: het maaltje zit vol vetten die goed zijn voor de ontwikkeling van het brein.