Uit recent onderzoek blijkt dat de klimaatconferenties van de Verenigde Naties zo worden opgezet dat ze voordelig zijn voor welvarende en grote landen, maar dit gaat ten koste van kleinere en armere landen.
Elk jaar organiseert de Verenigde Naties de ‘COP’, een wereldwijde conferentie in het kader van klimaatverandering. Het hoofddoel is om actie te ondernemen om klimaatverandering tegen te gaan en steun te bieden aan degenen die kwetsbaar zijn voor de gevolgen ervan. Over een week gaat COP28 van start, die dit jaar in Dubai wordt gehouden. Maar of het hier wel eerlijk aan toe zal gaan, is volgens wetenschappers nog helemaal de vraag. “Uit onze analyse blijkt overduidelijk dat bepaalde groepen niet voldoende gehoord of vertegenwoordigd worden,” waarschuwt onderzoeker Lina Lefstad. “De opzet van de COP’s maakt het praktisch onmogelijk voor kleinere landen om hun belangen naar voren te brengen, aangezien ze niet aanwezig kunnen zijn bij alle parallelle onderhandelingen.”
Vijftien klimaattoppen
De onderzoeksstudie, gepubliceerd in Critical Policy Studies, is gebaseerd op de analyse van vijftien eerdere COP-bijeenkomsten. De resultaten van de analyse tonen aan dat landen met een grotere economische macht aanzienlijk meer invloed hebben op de onderhandelingsprocessen tijdens de COP’s, en dit gaat ten koste van de armere, vaak kleinere en minder ontwikkelde landen. Deze invloed uit zich op diverse manieren. Hoe welvarender een land bijvoorbeeld is, des te meer afgevaardigden het kan sturen, wat betekent dat het actief kan deelnemen aan alle parallelle sessies. Tijdens COP15 in Denemarken in 2009 stuurde China bijvoorbeeld 233 afgevaardigden, terwijl Haïti er zeven stuurde. Tsjaad stuurde er slechts drie.
Oneerlijk
Volgens Lefstad is dit vrij oneerlijk. “De Verenigde Naties zou op zijn minst een limiet moeten stellen aan het aantal afgevaardigden dat een land of organisatie naar de bijeenkomsten mag sturen,” betoogt ze. “Alleen door de structuur te wijzigen, zodat de stemmen van de meerderheid daadwerkelijk gehoord kunnen worden, kunnen de onderhandelingen echt als eerlijk worden beschouwd.”
Fossiele industrie
Lefstad wijst er tevens op dat het aantal afgevaardigden van de fossiele brandstofindustrie elk jaar toeneemt. Vorig jaar werden bijvoorbeeld 636 afgevaardigden naar COP27 in Egypte gestuurd. Daarentegen zijn vertegenwoordigers van de burgermaatschappij en inheemse groepen niet in dezelfde aantallen vertegenwoordigd, waardoor ze minder gelegenheid hebben om allianties te vormen en hun standpunten krachtig over te brengen. Dit heeft directe gevolgen voor welke perspectieven er tijdens de COP worden belicht. “Hoewel zowel de fossiele industrie als de burgermaatschappij geen officieel stemrecht hebben, vormt dit toch een aanzienlijk probleem,” onderstreept onderzoeker Jouni Paavola. “De fossiele industrie smeedt krachtige allianties met landen die olie produceren en lobbyt actief om beslissingen, zoals die met betrekking tot het uitfaseren van fossiele brandstoffen, te blokkeren.”
Vier groepen
De studie onderzoekt ook hoe diverse landen en allianties het concept van klimaatgerechtigheid vormgeven om aan hun eigen strategische doelen te voldoen. Hierbij worden vier verschillende groepen landen geïdentificeerd: de radicalen, opportunisten, hypocrieten en ontduikers.
De Radicalen bestaan uit een alliantie van kleine eilandstaten, minst ontwikkelde landen en waarnemers van maatschappelijke organisaties. Voor deze groep vormt klimaatverandering een concrete en dreigende bedreiging. Ze streven naar het beperken van de temperatuurstijging en pleiten voor nieuwe mechanismen om de uitdagingen van klimaatverandering aan te pakken.
De Opportunisten vormen een groep van gelijkgestemde ontwikkelingslanden die het concept van klimaatgerechtigheid benaderen vanuit het perspectief van historische verantwoordelijkheid. Ze claimen hun recht op economische ontwikkeling en proberen daarmee verantwoordelijkheid te ontlopen, zelfs met hun toenemende emissies, economische groei en machtspositie. Voorbeelden van zulke landen zijn Saoedi-Arabië en India.
De Hypocrieten, waaronder Noorwegen, Canada en de landen van de Europese Unie, erkennen hun rol in klimaatverandering en nemen kosmopolitische principes op in hun verklaringen. Ze ontlopen echter verantwoordelijkheid door libertaire marktmechanismen voor te stellen, wat betekent dat ze hun beloften niet volledig nakomen.
De Ontduikers, aangevoerd door de Verenigde Staten en met Rusland als onderdeel, vinden gelijkheid te normatief en blokkeren gerechtigheidsclaims van andere partijen. Daarnaast hebben ze de verwelkoming van wetenschappelijke rapporten, waaronder het IPCC-rapport over een temperatuurstijging van 1,5 graad Celsius, actief tegengehouden.
“Deze groeperingen tonen aan dat het concept van klimaatgerechtigheid door landen zeer strategisch wordt ingezet voor hun eigen belangen,” stelt Lefstad. “Tenzij de Verenigde Naties een algemeen aanvaard antwoord ontwikkelt om degenen die het zwaarst getroffen worden door klimaatverandering te ondersteunen, blijft klimaatgerechtigheid eerder een instrument voor onderhandeling dan een middel voor werkelijke verandering.”
Al met al betogen de onderzoekers dat de klimaattoppen op zo’n manier gestructureerd zijn dat ze voornamelijk voordelig zijn voor welvarender en grotere landen. Of er dus tijdens de aankomende klimaattop in Dubai daadwerkelijk spijkers met koppen zal worden geslagen om klimaatverandering een halt toe te roepen, blijft twijfelachtig. COP28 trapt af op 30 november en loopt door tot 12 december. Na afloop zullen we ontdekken welke concrete maatregelen genomen zullen worden om de opwarming van de aarde aan te pakken.