Ook Neanderthalers waren waarschijnlijk ongevoelig voor gifstoffen in rook

Niets wijst erop dat Neanderthalers minder goed tegen rook konden dan wij en daarmee hun doodvonnis tekenden.

Onderzoekers vragen zich al lange tijd af waarom de Neanderthalers in Europa bijna 42.000 jaar geleden uitstierven. Als het gaat om de verdwijning van Neanderthalers zijn al vaker onze voorouders naar voren geschoven en als hoofdverdachten aangemerkt. Het zou echter ook kunnen liggen aan bepaalde genmutaties die de moderne mens tot het sterkere geslacht maakte, bijvoorbeeld een mutatie die ervoor zorgde dat moderne mensen beter tegen de giftige stoffen in rook konden dan onze verre neven. Al blijkt ook dat een controverse.

Vuur
Het opwekken en gebruiken van vuur wordt al lang gezien als één van de belangrijkste innovaties tijdens de evolutie van de mens. Vuur zorgt bijvoorbeeld voor behaaglijke warmte, beschermt tegen roofzuchtige dieren en zorgde voor een uitbreiding van het menselijke dieet; het veranderde rauw oneetbaar voedsel in een gaar en gekookt maaltje. Onderzoekers breken zich echter het hoofd over wanneer de eerste mensachtigen vuur begonnen te maken. Omdat vuursporen door de tand des tijds vergaan, is het nog steeds onduidelijk wanneer de eerste vuurvaardigheden ontstonden en dus ook of Neanderthalers al lange tijd raad wisten met vuur.

Vuurtje stoken
Wannéér de eerste mensachtigen vuur konden maken, is nog altijd in nevelen gehuld. Wel weten we dat Neanderthalers op een gegeven moment over dat vermogen beschikten. Wetenschappers vonden namelijk een aantal jaar geleden een heel specifieke, microscopische slijtage op vuurstenen vuistbijlen uit het midden-paleolithicum; het tijdperk van de Neanderthalers. Het betreft sporen die ontstaan als je vonken probeert te slaan met een stuk pyriet tegen een vuursteen. En dat wijst er op dat Neanderthalers – althans een aantal ‘jongere’ groepen – waarschijnlijk in staat waren om zelf vuurtje te stoken.

Het maken van vuur heeft echter niet alleen maar voordelen. Wanneer mensen een vuurtje stichten – of het nu als doel heeft om zich aan te verwarmen of om op te koken – komt er rook vrij. En in die rook zitten giftige stoffen die – wanneer je ze in grote hoeveelheden binnenkrijgt – een bedreiging kunnen vormen voor de gezondheid. En dat is interessant. Want zouden deze gezondheidsproblemen door giftige stoffen in rook mogelijk te maken kunnen hebben met de teloorgang van de Neanderthaler? Wetenschappers besloten het uit te zoeken. Maar enkele jaren geleden verschenen er plotsklaps twee tegenstrijdige genetische studies over welke van de twee – de Neanderthaler of toch de moderne mens? – beter tegen de gifstoffen in rook kon.

Tegenstrijdig
Een groep Amerikaanse onderzoekers onderzocht een receptoreiwit (aryl hydrocarbon receptor of Ah receptor) dat gevoelig is voor gifstoffen die ook in rook zitten en dat enigszins verschilt tussen beide mensachtigen. Ze concludeerden dat deze mutatie onze voorouders tegen de schadelijke effecten van rook beschermde en daarmee mogelijk een streepje voor hadden op andere mensachtigen, zoals de Neanderthaler. Sterker nog: de onderzoekers waren van mening dat Neanderthalers tot wel duizend keer gevoeliger waren voor gifstoffen in rook dan moderne mensen. Een andere groep, bestaande uit Leidse onderzoekers, kwam echter tot een hele andere conclusie. Op basis van een studie naar negentien genen stelden zij dat Neanderthalers juist over meer genvarianten beschikten die giftige componenten in rook beter onschadelijk konden maken dan de meeste moderne mensen. De beschermende genvarianten bij Neanderthalers bleken overwegend evolutionair oudere varianten die ook een functie hebben in de bescherming tegen gifstoffen uit planten. Wellicht is dat de evolutionaire verklaring voor de aanwezigheid ervan in vroege mensachtigen.

Duidelijkheid
Om voor eens en altijd duidelijkheid te scheppen, besloten de Leidse onderzoekers de eerdere studie van hun Noord-Amerikaanse collega’s te herhalen. Ze gebruikten een nieuwe opzet om met hun experiment de menselijke biologie beter te benaderen. Zo gebruikten ze – in tegenstelling tot hun voorgangers – geen rattencellen maar echte menselijke cellen. Ook onderzochten ze het receptoreiwit heel precies door de complete en originele genetische varianten te bestuderen.

Ongevoelig
De onderzoekers presenteren nu hun bevindingen. En daaruit blijkt dat er helemaal geen aanleiding is om te concluderen dat het onderzochte receptoreiwit Neanderthalers kwetsbaarder maakte voor gifstoffen uit rook. Hoewel de Amerikaanse onderzoekers beweerden dat Neanderthalers door deze giftige stoffen waarschijnlijk met ademhalingsproblemen, voortplantingsproblemen bij vrouwen en een grotere vatbaarheid voor luchtweginfecties onder jongeren kampten, vegen de onderzoekers dit nu van tafel. Ook Neanderthalers waren waarschijnlijk net als wij, ongevoelig voor de gifstoffen uit rook.

Het zijn interessante resultaten. Want het betekent dat we alsnog geen antwoord hebben op de vraag wat uiteindelijk de ondergang van Neanderthalers inluidde. Het idee dat moderne mensen Neanderthalers verdrongen doordat ze beter beschermd waren tegen gifstoffen in rook, kan echter voor eens en voor altijd de prullenbak in.

Neanderthalers en moderne mensen

Ondertussen weten we dat Neanderthalers en moderne mensen ook regelmatig de lakens deelden. En die vermengingen leiden nog altijd naar verrassende ontdekkingen. Wist je bijvoorbeeld dat het originele Neanderthaler geslachtshormoon volledig door zijn vroegmoderne menselijke tegenhanger is vervangen? Een bijzondere ontdekking. Lees er hier meer over!

Bronmateriaal

"Neanderthalers konden wél tegen rook" - Universiteit Leiden

Afbeelding bovenaan dit artikel: David Mark via Pixabay

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd