Als er veel licht in onze ogen valt, worden onze pupillen kleiner. En in het donker worden onze pupillen groter. Dat is niets nieuws. Wat wel nieuw is, is een onderzoek waaruit blijkt dat onze pupillen dat gedrag ook vertonen als we ons inbeelden dat het heel licht of pikdonker is.
De onderzoekers lieten proefpersonen naar een scherm kijken waarop driehoeken verschenen. De driehoeken verschilden qua helderheid. Na afloop kregen de proefpersonen de opdracht om zich bepaalde driehoeken weer in te beelden. De onderzoekers zagen toen dat de grootte van de pupillen van de proefpersonen verschilden: dachten ze terug aan een heel heldere driehoek dan waren hun pupillen kleiner dan wanneer ze aan een minder heldere driehoek dachten. In andere woorden: onze pupillen passen zich niet alleen aan echt licht, maar ook aan denkbeeldig licht aan.
Verdere experimenten onderschrijven dat. De proefpersonen kregen bijvoorbeeld de opdracht om zich een zonnige dag, een donkere kamer, een gezicht in de volle zon of een gezicht in de schaduw in te beelden en elke keer veranderden de pupillen qua grootte mee.
De onderzoekers wijzen erop dat mensen de grootte van hun pupillen niet kunnen regelen. Dat de grootte van de pupillen ook verandert als ze zich iets inbeelden, wijst erop dat mentale beeldvorming (waarbij men zich in het hoofd een beeld van iets vormt) gebaseerd is op processen in het brein die vergelijkbaar zijn met de processen die een rol spelen wanneer we iets daadwerkelijk zien.