Een bijzondere ontdekking: fossielen die in het Britse Norwich en in Antwerpen zijn gevonden, tonen een nieuwe soort van het uitgestorven geslacht Ontocetus, een walrusachtige die enkele miljoenen jaren geleden bij ons om de hoek rondbanjerde. De wetenschappers hebben een verrassend goed beeld van het uiterlijk van het zoogdier.
De fossielen zijn afkomstig uit afzettingen uit het Vroege Pleistoceen. De nieuwe soort is omgedoopt tot Ontocetus posti, en vertoont opvallende gelijkenissen met de moderne walrus als het gaat om het zoeken naar en eten van voedsel. Hoofdonderzoeker Mathieu Boisville legt uit dat het hier gaat om een fascinerend geval van convergente evolutie, oftewel de evolutie van dezelfde functie bij verschillende, niet-verwante taxonomische groepen. De functie is vergelijkbaar, maar de biologische mechanismes zijn verschillend.
Nieuwe onderkaak
Aanvankelijk dachten de paleontologen van de Japanse Universiteit van Tsukuba dat de fossiele resten toebehoorden aan een andere soort, de Ontocetus emmonsi. Maar na een gedetailleerde analyse van de onderkaken bleek dat we hier met een geheel nieuwe zoogdiersoort te maken hebben. Het team rept in de nieuwe studie van een unieke combinatie van kenmerken, waaronder een set van vier andere kiezen achter de hoektanden, een grotere onderste hoektand en een verkorte, samengevoegde onderkaak. Deze anatomische eigenschappen wijzen erop dat Ontocetus posti uitermate goed was aangepast aan het schoonspoelen en naar binnen slobberen van voedsel. De manier waarop hij mosselen en andere zeedieren naar binnen zoog, is vergelijkbaar met zijn moderne verwant, de walrus.
Ontocetus op oceaanreis
Het geslacht Ontocetus ontstond in de Noordelijke Stille Oceaan en verspreidde zich meer dan 5 miljoen jaar geleden naar de Atlantische Oceaan. Deze migratie kwam waarschijnlijk tot stand via de Midden-Amerikaanse Zeestraat, een cruciale oceaanroute die verdween toen de landengte van Panama zich sloot. In de periode erna koelde de wereld flink af, wat een grote impact had op het mariene leven en bijdroeg aan het uitsterven van Ontocetus posti in het Vroege Pleistoceen. Dit maakte de weg vrij voor de goed aan de kou aangepaste Odobenus rosmarus. Deze moderne walrus verscheen op het toneel en wist uiteindelijk de koude zeeën te domineren.
Dynamische processen
De ontdekking van Ontocetus posti werpt een nieuw licht op de evolutionaire geschiedenis van walrussen. Het laat prachtig zien hoe veranderingen in het milieu van invloed kunnen zijn op de evolutionaire aanpassingen en het voortbestaan van mariene zoogdieren. De gelijkenissen tussen Ontocetus posti en de moderne walrus wat betreft het zoeken en eten van voedsel, laat zien wat voor dynamische evolutionaire processen zich door verschillende tijdperken, klimaten en ecosystemen hebben afgespeeld. Dit is een mooi voorbeeld van hoe uitgestorven soorten ons nog steeds veel kunnen leren over de aanpassingen en uitdagingen van het leven in zee door de eeuwen heen.
Walrussen zijn enorm vette wezens die makkelijk 1500 kilo kunnen wegen. Een hele kolonie van deze kolossen maakt veel lawaai en het kan nogal stinken in hun buurt. Walrussen houden van zeebanket, en veel ook. Per dag slobberen ze tot wel 70 kilo aan rauw schaal- en schelpdierenvlees naar binnen.
Sensorische snorharen
Moderne walrussen die bivakkeren op Spitsbergen leven bijna uitsluitend op strandgapers; dat zijn een soort mosselen die in de modder op de zeebodem leven. Het ijskoude water binnen de poolcirkel is donker, vooral op de bodem. Walrussen hebben tijdens het foerageren onder water dus weinig tot niks aan hun ogen. Maar wel aan hun snor. De snuit van een walrus is bedekt met dikke, lange borstelharen. De snorharen nemen de functie van zien en voelen over op de zeebodem. Ze zitten vol met tastsensoren en zijn dus heel gevoelig, net als vingertoppen.
Hogedrukspuit
Een jagende walrus harkt met zijn lange slagtanden eerst een paar keer flink door de modderige bovenlaag heen, zodat het bodemslib opdwarrelt en de nietsvermoedende schelpdieren bloot komen te liggen. Hij tast de mossels af met zijn snor, waarna hij met getuite lippen een hogedrukwaterstraal in de schelp spuit om ze schoon te spoelen. Hij pakt de mosselen in zijn bek en zuigt ze behendig een voor een leeg, zonder te kijken. Er komt geen enkel stukje schelp mee, ook al eten walrussen tientallen kilo’s mosselen per dag. Na een geslaagde voedseltrip nemen de walrussen het er een paar dagen lekker van op het strand. Soms rusten ze wel tien dagen uit van hun schranspartij. Tot de maag van het majestueuze dier weer gaat knorren, en het hele verhaal zich weer herhaalt.