Nog vóór de opkomst van auto’s met verbrandingsmotoren waren in de atmosfeer reeds de eerste tekenen van klimaatverandering zichtbaar. Maar dat viel niemand op – en dat kunnen we ook niemand kwalijk nemen.
Het is 1860. De industriële revolutie is in volle gang. Men is druk bezig fossiele brandstoffen te verbranden en CO2 uit te stoten. De klimaatcrisis staat nog in de kinderschoenen en mensen zijn zich onbewust van het onheil dat ze over zich afroepen. Dat is ook niet zo gek; het ontbreekt ze aan de meetinstrumenten en klimaatmodellen waarmee wetenschappers in de volgende eeuw onomstotelijk zullen aantonen dat de mens door het gebruik van fossiele brandstoffen en de daarmee gepaard gaande uitstoot van broeikasgassen het klimaat verandert.
Gedachte-experiment
Maar stel nu dat wetenschappers in 1860 wél over die meetinstrumenten hadden beschikt. Wanneer hadden ze de eerste signalen van klimaatverandering dan opgemerkt? Die vraag stellen onderzoekers zich in het blad Proceedings of The National Academy of Sciences. En hun bevindingen zijn opvallend: als wetenschappers rond 1860 over moderne meetinstrumenten hadden beschikt, hadden ze volgens de onderzoekers, reeds in 1885 – dat is nog vóór de opkomst van de auto met verbrandingsmotor! – kunnen concluderen dat mensen het klimaat veranderden.
Afkoeling gedetecteerd
In hun gedachte-experiment gaan de onderzoekers ervan uit dat negentiende eeuwse wetenschappers rond 1860 de beschikking kregen over moderne meetinstrumenten. Het gaat dan om instrumenten waarmee veranderingen in de atmosferische temperatuur kunnen worden gemeten. Als de onderzoekers die in 1860 zouden hebben gekregen, zouden ze krap 25 jaar later – in 1885 – al hebben kunnen concluderen dat er sprake is van dalende temperaturen in de stratosfeer. En dat is een sterke aanwijzing dat mensen de atmosfeer – en daarmee ook het klimaat – beïnvloeden, zo stellen de onderzoekers. Want terwijl broeikasgassen er in de onderste laag van de atmosfeer – de troposfeer – voor zorgen dat de temperatuur stijgt, dragen ze juist bij aan een afkoeling van de atmosferische laag die zich daarboven bevindt: de stratosfeer.
1885 of 1894
“We gingen ervan uit dat men in 1860 al over de mogelijkheid beschikte om temperatuurveranderingen in het middelste en bovenste deel van de stratosfeer te meten: wereldwijd en met de meetnauwkeurigheid van vandaag,” zo schrijven de onderzoekers. “Als wetenschappers destijds waren begonnen met het monitoren van de atmosferische temperatuur, zouden slechts 25 jaar nodig zijn geweest om het afkoelingssignaal in de stratosfeer – veroorzaakt door de verbranding van fossiele brandstoffen en een relatief kleine toename van CO2 – te herkennen. Met andere woorden: de menselijke invloed op de temperatuur in de stratosfeer had al met grote zekerheid kunnen worden vastgesteld in 1885.” En zelfs als de meetinstrumenten in dit gedachte-experiment de atmosferische temperatuur niet wereldwijd hadden kunnen meten, maar enkel wat metingen op gematigde breedtes op het noordelijk halfrond hadden uitgevoerd, had men – weliswaar iets later – de afkoeling van de stratosfeer kunnen spotten. En wel in het jaar 1894.
Het onderzoek roept natuurlijk de vraag op wat er was gebeurd als onderzoekers in 1860 inderdaad al over de instrumenten en kennis hadden beschikt die nodig waren om in 1885 – of 1894 – een antropogene temperatuurverandering in de stratosfeer te ontdekken. Daar zullen we nooit achterkomen. “Het is onduidelijk of zulke vroege kennis over de klimaateffecten van het verbranden van fossiele brandstoffen menselijke samenlevingen ertoe zou hebben aangezet om een milieuvriendelijker pad te volgen,” aldus de onderzoekers. Maar waar men in de negentiende eeuw nog kon schermen met een gebrek aan data en kennis, is dat tegenwoordig geen optie meer, zo merken de wetenschappers scherp op. “We weten nu met grote zekerheid dat we een duurzame koers moeten volgen om gevaarlijke menselijke verstoring van het klimaat te voorkomen.”