De uitbarsting van de Vesuvius zo’n 2000 jaar geleden legde Pompeii vrijwel volledig in de as. Maar wat weinig mensen weten, is dat er destijds ook nog aardbevingen plaatsvonden die veel schade aanrichtten. Daar zijn archeologen nu meer over te weten gekomen.
Het komt vaker voor dat een vulkaanuitbarsting gepaard gaat met aardbevingen, maar het is heel lastig om te onderscheiden wat welke effecten heeft. “Het is als een legpuzzel waarin alle stukjes op hun plaats moeten vallen om het volledige plaatje te onthullen,” zegt hoofdonderzoeker Domenico Sparice, een vulkanoloog bij INGV-Osservatorio Vesuviano. “Wij hebben aangetoond dat seismische activiteit tijdens de uitbarsting een belangrijke rol speelde bij de verwoesting van Pompeii en mogelijk de keuzes beïnvloedde van de Pompeijanen die geconfronteerd werden met een onvermijdelijke dood.”
Eindelijk bewijs
Dat ze dit hebben ontdekt, is best bijzonder, vertelt Sparice aan Scientias.nl. “Over de effecten van de gelijktijdige aardbevingen is door eerdere wetenschappers wel gespeculeerd, maar feitelijk bewijs is nooit gevonden in Pompeii of andere steden die door de uitbarsting zijn getroffen. De sterkste aardbevingen vonden plaats na het einde van de lavaregen (eerste fase van de uitbarsting) en vóór de komst van de lavastromen (tweede fase van de uitbarsting). Een dergelijke sterke seismiciteit wordt in verband gebracht met de instorting van een groot deel van de vulkaan, wat leidde tot de vorming van een caldera, een grote krater.”
Twee skeletten
Hoe de aardbeving en de uitbarsting zich tot elkaar verhouden bleef echter raadselachtig.
De ontdekking van twee skeletten met ernstige breuken en verwondingen wierp licht op de zaak. De uitbarsting verraste de Pompeianen in het jaar 79 na Christus midden in hun dagelijks leven. Achttien uur lang regende het puimsteen en as over de stad, waardoor mensen beschutting zochten. Toen de uitbarsting ophield, dachten de overlevenden waarschijnlijk dat ze veilig waren. Maar toen kwamen er plots nog een paar zware aardbevingen achteraan. “De mensen die in hun schuilplaatsen waren gebleven, werden mogelijk overweldigd doordat de al beschadigde gebouwen instortten door de aardbevingen. Dit was het lot van de twee personen die wij hebben gevonden”, zegt onderzoeker Valeria Amoretti.
De onderzoekers vonden twee mannelijke skeletten, beide rond de 50 jaar oud. De eerste werd vermoedelijk plotseling verpletterd door de instorting van een groot stuk muur. De tweede daarentegen, was zich mogelijk bewust van het gevaar en probeerde zichzelf te beschermen met een rond houten voorwerp waarvan de onderzoekers vage sporen vonden in de vulkanische afzettingen.
Muur op hun hoofd
Er zijn verschillende aanwijzingen dat ze niet stierven doordat ze as inademden of verbrandden door extreme hitte. Zo lagen ze bijvoorbeeld op de puimsteenlaag in plaats van eronder. Dat toont aan dat ze de eerste fase van de uitbarsting hebben overleefd en vervolgens werden verrast door instortende muren tijdens de tijdelijke afname van vulkanische activiteit. “Dit zijn de eerste slachtoffers in Pompeï bij wie hun dood duidelijk wordt toegeschreven aan de gevolgen van de aardbeving tijdens de uitbarsting. Ze kunnen belangrijke aanwijzingen opleveren die bijdragen aan de beoordeling van hoe bouwwerken zijn ingestort, mogelijk waren er nog meer aardbevingen”, aldus Sparice.
Levensgevaarlijke keuzes
Het is aannemelijk dat mensen in de pauze van de vulkaanuitbarsting naar buiten vluchtten, hoewel dat hopeloos was door de aardbevingen, zeggen de onderzoekers. Er zijn echter geen betrouwbare schattingen van hoeveel mensen stierven door de vulkaanuitbarsting of als gevolg van de aardbevingen. “Maar de nieuwe inzichten in de verwoesting van Pompeï brengen ons wel veel dichter bij de ervaringen van de mensen die hier 2000 jaar geleden leefden. De keuzes die ze maakten en de dynamiek van de gebeurtenissen, bepaalden over leven en dood in de laatste uren van het bestaan van de stad”, besluit onderzoeker Gabriel Zuchtriegel.
Kracht van 6
Hoe zwaar de aardbevingen precies waren, is moeilijk te zeggen. “Een beeld van de seismische activiteit tijdens de uitbarsting wordt geschetst door een ooggetuige van de uitbarsting, Plinius de Jonge, in twee beroemde brieven die hij vele jaren na de uitbarsting aan Tacitus schreef. Hij was getuige van de uitbarsting vanuit Misenum, 30 kilometer ten westen van de Vesuvius”, vertelt Sparice. “Hij rapporteerde enorme seismische schokken tijdens de nacht na de eerste dag van de uitbarsting en sterke aardbevingen bij het aanbreken van de tweede dag. Hij schreef dat de wagens, hoewel ze op een vlakke ondergrond stonden, heen en weer werden geschud en niet stabiel op hun plaats bleven staan, zelfs niet als ze vastgeklemd zaten met stenen. Deze beschrijving geeft een idee van de kracht van de aardbevingen tijdens de uitbarsting. Moderne studies hebben op basis daarvan een schatting gemaakt en komen op een kracht van 6 op de schaal van Richter, terwijl de intensiteit, volgens de seismische schaal van Mercalli (die de gevolgen van een aardbeving uitdrukt, red.) 8 is.”
Hulpeloze Pompeijanen
Het onderzoek in Pompeï blijft voor Sparice fascinerend werk in uitvoering. “Sinds 1748 is ongeveer twee derde van Pompeï opgegraven. Hoewel een groot deel van de stad is ontdekt, blijven de huidige opgravingen veel nieuwe informatie opleveren over de uitbarsting, de effecten ervan op gebouwen en het gedrag van de Pompeijanen die gedwongen werden zeer moeilijke keuzes te maken die dodelijk bleken te zijn, en die hulpeloos de catastrofe onder ogen moesten zien.”