Dat fake news zich makkelijk verspreidt, heeft niet alleen te maken met dat de beweringen catchy zijn, of dat goed nieuws geen nieuws is. Dat ontdekten onderzoekers van de Radboud Universiteit. “Je blijkt stellingen waarin iets wél gebeurt simpelweg beter te onthouden dan stellingen waarin iets níet gebeurt.”
Tijdens de beginperiode van de coronapandemie werd de ene na de andere vreemde claim over vaccins gedaan, weet onderzoeker Lisa Vandeberg nog goed. Hoewel er geen enkele wetenschappelijke onderbouwing is voor beweringen als dat je magnetisch zou worden van een vaccinatie, bleven dit soort verhalen wel de ronde doen. Vandeberg en collega’s vroegen zich daarom af waar toch die angst voor bijwerkingen of twijfel aan effectiviteit en veiligheid van vaccins vandaan kwam. En waarom verhalen als deze zo goed bleven hangen in het geheugen van mensen. Ze denken nu dat vaccinatiecommunicatie hierin een belangrijke rol in heeft gespeeld.
Om dit te onderzoeken lieten de onderzoekers 350 deelnemers verschillende fictieve krantenkoppen lezen waarbij steeds een claim werd gedaan over een fictief virus. In helft van de situaties was er een gebeurtenis aanwezig – zoals ‘Vaccin tegen blauwvirus bevordert gevoel van veiligheid bij ontvangers’ of ‘Nieuwe studie bevestigt verband tussen vaccin tegen het blauwe virus en hoge koorts’. In de andere helft waren gebeurtenissen juist afwezig – zoals ‘Vaccin tegen blauwvirus belemmert gevoel van veiligheid bij ontvangers’ en ‘Nieuwe studie ontkracht verband tussen vaccin tegen het blauwe virus en hoge koorts.’
‘Aanwezigheidsframing’
Wat bleek? Mensen onthielden berichten waarin iets gebeurde beter dan waarin iets niet gebeurde. Ook wogen ze deze krantenkoppen zwaarder mee wanneer ze tot een evaluatie over het vaccin moesten komen. Dat was ongeacht of dat bericht positief of negatief nieuws bevatte. De onderzoekers verklaren dit door het zogenaamde Feature Positive Effect: een psychologisch fenomeen waarbij mensen informatie over aanwezige gebeurtenissen makkelijker verwerken en belangrijker vinden dan informatie over afwezige gebeurtenissen. Dat terwijl de afwezigheid van ziekte na vaccinatie wel degelijk indicatief is voor de goede werking van het vaccin.
Vaccinatiecommunicatie
Volgens Vandeberg is dat belangrijke kennis voor toekomstige berichtgeving rondom dit soort thema’s. In de coronapandemie is er volgens de onderzoekers dan ook te veel gericht op zogenaamde ‘afwezigheidsframing’, waarbij de focust ligt op wat er niet gebeurt. Zoals dat vaccinaties ervoor zorgen dat je niet ziek wordt, niet tot pandemieën leiden, en geen doden veroorzaken. Terwijl je ook kunt zeggen dat vaccinaties je gezondheid beschermen, groepsimmuniteit bevorderen en levens redden. Omdat aanwezigheidsframing – waarbij je dus focust op wat er wél gebeurt – beter blijft hangen, kan dit invloed hebben op de houding en het gedrag van mensen ten aanzien van vaccinatie, vermoeden de onderzoekers.
Totale aanbod
Hoewel media dus in hun formuleringen invloed hebben op hoe lezers en kijkers informatie verwerken en meewegen in hun oordeel, denken de onderzoekers dat dat slechts één kant van de medaille is. Ze vermoeden dat aanwezige gebeurtenissen niet alleen beter blijven hangen, maar ook meer en vaker worden gedeeld. En deze berichten daardoor dus ook overgerepresenteerd zijn in het aanbod aan nieuws. Vandeberg: “Je zag bijvoorbeeld maar weinig berichten van mensen met een spuit in hun arm die zeiden ‘ik voel me niet slecht’ of ‘ik heb geen koorts’. Maar dat moeten we nog beter onderzoeken.”
Voor nu richt Vandeberg zich op hoe je in de vaccinatiecommunicatie betere formuleringen kan gebruiken: “Benadruk dus wat er wel gebeurt als gevolg van vaccinatie (bijvoorbeeld het helpen van je gezondheid), in plaats van wat er niet gebeurt (geen ziekte).”