Niet alle insecten houden van de stad: vleugels doen het goed, spinnenwebben een stuk minder

Insecten, het zijn net mensen: de ene houdt meer van het platteland, de andere geniet van de reuring in de stad. Wetenschappers hebben nu onderzocht hoe insecten reageren op verstedelijking. 

Steden barsten van het leven. Vaak merken we al die kleine insecten, spinnen en mieren niet op. Je ziet ze makkelijk over het hoofd, maar hun aan- of afwezigheid in de stad heeft verstrekkende gevolgen. Dat stellen Oostenrijkse onderzoekers die tijdens hun onderzoek in en rond Innsbruck een interessant verband vonden tussen geleedpotigen – ongewervelde dieren met een exoskelet, zoals bijen, insecten en spinnen – en de mate van verstedelijking.

“We laten in onze studie zien dat de soortenrijkdom van geleedpotigen op bomen en struiken afneemt als er sprake is van meer verstedelijking. Op het platteland is er veel diversiteit, terwijl dit in de binnenstad een stuk minder is”, zegt onderzoeker Marion Chatelain van de University of Innsbruck. “Stedelijke bebouwing werkt in het nadeel van vleugelloze diertjes, en dan met name op bomen. Zo komen spinnen en springstaarten een stuk minder voor in de stad, terwijl het barst van de bladluizen, pissebedden en vliegen in vergelijking met het platteland.”

Stadse fratsen
“We hebben gekeken wat de mate van verstedelijking doet met de insectengemeenschappen”, legt Chatelain uit. Om goed te kunnen vergelijken, heeft het team op 180 verschillende locaties in een gebied van ongeveer 8 bij 8 kilometer in en aan de rand van Innsbruck monsters van geleedpotigen verzameld in de stedelijke natuur.

Op elke locatie werden monsters genomen in drie zogenaamde microhabitats: op het bladerdak, op de boomschors en in de struiken. Er werd een inschatting gemaakt van het percentage geasfalteerde, betegelde en bebouwde oppervlakte en de hoeveelheid vegetatie en bomen. Met deze data schatten Chatelain en haar collega’s de mate van verstedelijking binnen 100 meter, 500 meter en 1000 meter rond elke locatie. Vervolgens gingen ze na hoeveel impact dit had op het totale aantal geleedpotigen, hoeveel verschillende soorten er waren en welke soorten geleedpotigen aanwezig waren. Het team keek tenslotte ook naar de biodiversiteit, een maatstaf die rekening houdt met zowel het totale aantal dieren als het aantal soorten.

Vleugels en voedzame bladeren
Er bleek een duidelijk verband tussen het niveau van verstedelijking en het totale aantal geleedpotigen in de struiken. Hoe meer verstedelijking, hoe meer schorsluizen en krabspinnen er op de struiken rondtrippelden. Het zou goed kunnen dat dit komt omdat bladeren in de stedelijke struiklaag voedzamer zijn dan op het platteland. De onderzoekers vonden meer vliegen in het bladerdak in de meer verstedelijkte gebieden, terwijl bepaalde groepen spinnen juist minder vaak werden aangetroffen. Het lijkt erop dat gevleugelde geleedpotigen in het voordeel zijn in de stad, waarschijnlijk omdat zij zich relatief makkelijk kunnen verplaatsen tussen geïsoleerde groene ruimten.

Er waren ook interessante verschillen tussen verschillende typen geleedpotigen. Zo bleek bijvoorbeeld dat webbouwende spinnen erg weinig in de stad te vinden waren, terwijl actief jagende spinnen, zoals de krabspin, goed in de urban jungle lijken te gedijen. Het maakt dus ook uit voor de biodiversiteit op wat voor manier de diertjes jagen of aan hun eten komen. Plantenetende insecten werden relatief juist vaker geteld in stedelijke omgevingen.

Schorsluizen en krabspinnen in de stad
Bepaalde groepen geleedpotigen houden van de stad, terwijl andere liever uit de drukte wegblijven, concluderen de wetenschappers. Toch is het moeilijk om iets te zeggen over de totale aantallen van deze diertjes in de stad en op het platteland. “Er zijn minstens evenveel geleedpotigen in de stad als in de landelijke omgeving. Vooral schorsluizen en krabspinnen zijn erg veel te vinden op struiken in de stad, een stuk meer dan op het platteland”, aldus Chatelain.

Voer voor de vogeltjes
De studie wijst ook op bottom-up-effecten, waarbij de biodiversiteit van insectenetende vogels afhankelijk is van de beschikbaarheid van smakelijke insecten. “Uit ons onderzoek blijkt dat de mate van verstedelijking invloed heeft op de beschikbaarheid van geleedpotige prooidieren. Dit heeft op zijn beurt weer gevolgen voor het eetpatroon van roofdieren, het foerageergedrag (zoeken en vinden van voedsel), de voortplanting, overleving en verspreiding binnen het stedelijke landschap. Deze studie maakt deel uit van een groter project dat gericht is op het begrijpen van de effecten van verstedelijking op de beschikbaarheid van voedsel en het dieet van kool- en pimpelmezen”, besluit Chatelain. Want voor die vogels moeten er natuurlijk genoeg lekkere insecten zijn om op te eten.

Bronmateriaal

"Urban-driven decrease in arthropod richness and diversity associated with group-specific changes in arthropod abundance" - Frontiers in Ecology and Evolution
Afbeelding bovenaan dit artikel: Bodo23 / Getty (via Canva.com)

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd