Honderdduizenden jaren lang graasden de wolharige mammoeten in steenkoude gebieden op Aarde waar maar weinig wist te overleven. Maar toen de laatste ijstijd voorbij was, ging het rap bergafwaarts met de enorme beesten. Alleen op het laatst leefden ze een tijdje samen met de mens. Daar is nu meer bewijs van geworden op een ‘mammoetkerkhof’ in Siberië.
De eerste voorouders van de mammoet leefden vermoedelijk in het plioceen dus tussen de 2,6 en 5,3 miljoen jaar geleden. Pas in de periode daarna, het pleistoceen, ontstond de wolharige mammoet, die flink in aantal groeide. Maar daar kwam na de laatste ijstijd, zo’n 11.700 jaar geleden, snel een eind aan. Hun aantallen kelderden tot er alleen nog geïsoleerde populaties over waren in Siberië en op Alaska. Ongeveer 4000 jaar geleden stierf ook de laatste mammoet.
Grote hoop botten
Maar niet voor hij veelvuldig in contact kwam met de mens, die op hem jaagde. In het Oost-Siberische poolgebied is niet alleen bewijs gevonden van grote wolharige mammoetpopulaties, maar ook van hoe mensen contact hadden met de olifantachtigen. Langs de Berelekh-rivier in Noordoost-Siberië is een zogenoemd mammoetkerkhof gevonden. Stel je er niet te veel van voor: het is niet meer dan een grote berg botten, die van minimaal 156 mammoeten zijn geweest. Ze zijn vlakbij twee nederzettingen van mensen aangetroffen.
Om meer te weten te komen over de duizenden botten en de resten van de menselijke gemeenschappen zijn Russische wetenschappers opnieuw in data gedoken die al in 2009 zijn verzameld. Ze deden weer veldonderzoek, maar dan gericht op de linker rivierbank waar de mammoetbotten zijn aangetroffen met daarnaast overblijfselen van hazen, poolvossen en wolven uit het pleistoceen plus roet en steenkool uit vuren en bewerkte slagtanden van mammoeten. Een daarvan is zelfs een niet-afgemaakte speer.
Gereedschap en kleding
De onderzoekers vermoeden dat de botten een soort bijproduct zijn van de spullen die mensen maakten met het ivoor van de mammoeten, terwijl hazen waarschijnlijk zijn gedood voor hun vacht, waar kleding van werd gemaakt.
Wat ook interessant is: de resten van verpopte bromvliegen in gaten en holen in de schedels en botten van de mammoeten duiden erop dat de karkassen totaal zonder vlees werden gedumpt op het ‘kerkhof’. Er heeft ook een soort sortering plaatsgevonden van de botten. Alleen de waardevolste werden meegenomen van de plek waar het dier was gedood naar de Berelekh-rivier. Onder meer de ruggengraat, hand- en voetbotten bleven achter.
Niet permanent bewoond
Via radiokoolstofdatering konden de onderzoekers drie piekperiodes vaststellen waarin veel meer botten zijn verzameld dan in de tussenliggende periodes. Dat was rond de 11.800, 12.200 en 12.400 jaar geleden. Dit valt binnen de tijd waarvan bekend is dat er mensen woonden in het gebied, namelijk tussen de 11.200 en 12.400 jaar geleden, toen het noordelijk halfrond opwarmde en de regio dorder en droger werd.
De fluctuerende hoeveelheid mammoetbotten op het ‘kerkhof’ doet vermoeden dat het gebied niet permanent bewoond was door mensen. Dat komt waarschijnlijk door verandering van het klimaat, waardoor het overstromingsgebied van de rivier ervoor zorgde dat het niet altijd geschikt was om er een kampement op te slaan.
Iets geks aan de hand
Radiokoolstofdatering van de mammoetbotten duidt er verder op dat de dieren al voor er mensen waren, rondliepen in het gebied, maar ook dat mensen in de regio bleven, ook al kwamen er niet zoveel botten meer bij. Er moet dus iets meer aan de hand zijn dan dat de twee nederzettingen met mensen op de dieren jaagden.
De onderzoekers komen met vier mogelijke verklaringen. Ten eerste kan er een massasterfte zijn geweest door natuurlijke oorzaken, zoals klimaatrampen. Ook mogelijk is dat mensen op gezette tijden grote groepen mammoeten afslachtten om dat daarna een tijdje niet of veel minder te doen. Ten derde kan er door geologische processen, zoals de stroming van de rivier een ophoping van botten zijn ontstaan en tenslotte kan het kerkhof puur door mensen zijn gevormd, door hun jacht of het opruimen van de karkassen.
Zware botten
De laatste verklaring wordt het meest waarschijnlijk geacht, omdat mensen de botten en het ivoor goed konden gebruiken om gereedschap te maken en het vlees was uitstekend voedsel. Er is ook geen bewijs gevonden op de botten voor een massasterfte en de stroming van de rivier was hoogstwaarschijnlijk niet snel genoeg om zulke zware botten te kunnen vervoeren.
De bevindingen komen overeen met een andere vindplaats van mammoetresten, iets verderop in Siberië. Onderzoek op die plek wees uit dat het ‘kerkhof’ met een tot twee mammoeten per jaar groeide in plaats van dat er één massasterfte had plaatsgevonden. Vermoedelijk is het bij de Berelekh-rivier op dezelfde manier gegaan.
Geen tussenpauze
Een opmerkelijke conclusie, omdat lang werd gedacht dat er vijftig tot tachtig jaar tussen de verzameling van mammoetbotten en de komst van de menselijke nederzettingen zat en dat er dus natuurlijke oorzaken moesten zijn. Nu blijkt dat zo’n achthonderd jaar lang mens en dier er samenleefden.