Nieuw onderzoek onthult dat hogeropgeleiden een kleinere kans hebben op psychiatrische problemen, waarbij elk extra jaar onderwijs geassocieerd is met een afname van het risico op bijvoorbeeld depressie en schizofrenie. Het suggereert dat meer jaren onderwijs op de één of andere manier bescherming biedt tegen dergelijke aandoeningen.
Dat schrijven onderzoekers van de Vrije Universiteit Amsterdam in het blad Nature Mental Health. Ze baseren zich onder meer op een onderzoek onder 1,7 miljoen Nederlanders, waarbij specifiek gekeken werd of er een verband is tussen opleidingsniveau en geestelijk welzijn. En dat bleek er inderdaad te zijn.
Hogeropgeleiden
Ongeveer 10 procent van de tussen 1965 en 1985 geboren deelnemers kreeg tussen 2011 en 2016 minstens één psychiatrische diagnose. Maar wat daarbij opviel, was dat mensen met een hogere opleiding aanzienlijk minder vaak een psychiatrische diagnose kregen. En daarbij bleek dat elk extra jaar onderwijs geassocieerd was met een afname van het risico op zo’n psychiatrische diagnose. Zo kon bijvoorbeeld de kans op schizofrenie onder hoogopgeleiden – oftewel mensen die langer op school hadden gezeten – tot wel 20 procent lager uitvallen.
Eerder onderzoek
Het is met het oog op de wetenschappelijke literatuur niet heel verrassend, vindt hoofdonderzoeker Perline Demange. “Er zijn veel eerder uitgevoerde studies die suggereren dat individuen met een lagere sociaal-economische status een slechtere (mentale) gezondheid hebben. En onze studie bevestigt dat dus.”
Broers en zussen
Maar het onderzoek van Demange en collega’s gaat vervolgens nog een stap verder, door aan te tonen dat opleidingsniveau – of specifieker gezegd: het aantal jaren dat mensen op school door hebben gebracht – hierin een sleutelrol speelt. De onderzoekers kunnen die conclusie vrij overtuigend trekken doordat ze hun studie op een heel slimme manier hebben opgezet. Zo bestudeerden ze niet zomaar 1,7 miljoen Nederlanders, maar kozen ze er bewust voor om 1,7 miljoen broers en zussen – die samen onderdeel uitmaakten van 766.000 Nederlandse gezinnen – te bestuderen. Voor deze broers en zussen geldt dat ze ongeveer dezelfde uitgangspositie hebben: ze hebben dezelfde ouders, ze hebben dezelfde opvoeding genoten, grotendeels dezelfde genen en vaak zijn ze ook in dezelfde schoolomgeving opgegroeid. Dat betekent dat eventuele verschillen in psychiatrische gezondheidsuitkomsten daar niet naar te herleiden zijn. En dat maakte het een stuk gemakkelijker om te onderzoeken of opleidingsniveau of -duur van invloed is op de kans op psychiatrische problemen. En het onderzoek toont consequent aan dat elk extra jaar onderwijs geassocieerd is met een kleinere kans op psychiatrische stoornissen.
Het mechanisme erachter
Het hint erop dat onderwijs op de één of andere manier bescherming biedt tegen psychiatrische problemen. Op basis van hun studie kunnen onderzoekers niet uit de doeken doen hoe onderwijs dan precies zou ‘beschermen’. Maar ze hebben er wel ideeën over. “Individuen die langer op school zitten, hebben een grotere kans op stabiel werk en een hoger inkomen, dus het kan zijn dat die economische stabiliteit en veiligheid ze beschermt tegen de ontwikkeling van psychiatrische stoornissen. Het is ook mogelijk dat individuen wanneer ze langer onderwijs genieten meer vaardigheden opdoen die ze beschermen tegen psychiatrische aandoeningen, zoals het vormen van gewoontes, plannen en prioriteren en de emoties reguleren.” Het zijn voor nu hypothesen, die tijdens vervolgonderzoek nader getoetst moeten worden.
Voor hun studie bestudeerden de wetenschappers overigens niet alleen een groot aantal Nederlanders; ze bogen zich ook over wereldwijde genetische informatie. Die bevestigde het beschermende effect van onderwijs tegen psychiatrische aandoeningen, zoals depressie, posttraumatisch stresssyndroom en angst. Maar hintte er ook op dat meer onderwijs mogelijk geassocieerd kan worden met een verhoogd risico op een obsessief-compulsieve stoornis, bipolaire stoornis en anorexia nervosa. Dat de onderzoekers dat in hun studie onder 1,7 miljoen Nederlanders niet terugzien, is wellicht te verklaren door de manier waarop genetisch onderzoek werkt. “Toen we de gegevens van broers en zussen analyseerden, keken we naar hun daadwerkelijke opleidingsniveau en of er daadwerkelijk een psychiatrische diagnose was gesteld,” legt Demange uit. “Met de genetische methode kijken we echter naar de kans dat een individu een hogere opleiding volgt en de kans dat een individu gediagnosticeerd wordt met een psychiatrische stoornis.” En wat het genetisch onderzoek uitwijst, is dat mensen die een grote kans hebben om een hogere opleiding te volgen een lagere kans hebben op een obsessief-compulsieve stoornis, een bipolaire stoornis of anorexia. Maar binnen families – oftewel onder de broers en zussen onder die 1,7 miljoen Nederlanders – zien de onderzoekers dat dus niet terug. De broer of zus die aangedaan is met een obsessief-compulsieve stoornis, anorexia of een bipolaire stoornis hebben gemiddeld minder opleiding genoten dan hun broer of zus. Het is waarschijnlijk te verklaren doordat er in beginsel – in de genen, door ontwikkeling of door persoonlijkheidskenmerken – een positieve relatie is tussen schoolsucces en de kans op deze diagnoses, maar dat het werkelijk ondervinden van mentale problemen de opleiding verstoort. “Om een concreet voorbeeld te geven: een bipolaire stoornis is potentieel geassocieerd met een verhoogde creativiteit en hogere intelligentie in de kinderjaren. Die twee eigenschappen maken het voor een kind gemakkelijker om goed te presteren op school en onderwijs te blijven volgen. Maar zodra deze kinderen symptomen van een bipolaire stoornis beginnen te ondervinden – meestal tijdens de tienerjaren – verstoort dat waarschijnlijk hun opleiding: ze komen minder vaak op school opdagen, kunnen zich minder goed concentreren en stoppen misschien uiteindelijk zelfs met hun opleiding.” En in de praktijk zien we dat in de genen voorspelde verband tussen de stoornis en opleidingsniveau dan ook niet terug, of zien we zelfs dat de broer of zus die een diagnose heeft, ook gemiddeld eerder van school is gegaan.
Het onderzoek suggereert dat onderwijs dubbele voordelen heeft. “Door langer op school te blijven, verwerven individuen niet alleen kennis en vaardigheden,” stelt medeauteur Elsje van Bergen. “Maar kunnen ze ook veerkracht ontwikkelen tegen psychiatrische problemen.” Vervolgonderzoek moet echter uitwijzen hoe onderwijs nu precies bescherming biedt én of het misschien mogelijk is om diezelfde bescherming toch ook aan te bieden aan mensen die wat minder jaartjes op school doorbrengen. “Zodra we het beschermende effect dat onderwijs heeft, beter begrijpen, kunnen we misschien proberen om dat effect al eerder in het onderwijs of juist in de werkomgeving te implementeren,” stelt Demange.