Negen snijsporen op een bot dat 1,45 miljoen jaar geleden aan een mensachtige moet hebben toebehoord, wijzen er volgens onderzoekers op dat mensachtigen in die tijd reeds andere mensachtigen slachtten en opaten.
Tot die conclusie komen onderzoekers in het blad Scientific Reports. In hun studie staat een in het noorden van Kenia teruggevonden scheenbeen centraal. Het bot is zo’n 1,45 miljoen jaar oud. “De morfologie (omvang en vorm) van het bot wijst overduidelijk uit dat het toebehoort aan een mensachtige,” zo vertelt onderzoeker Briana Pobiner. Dat is op zichzelf natuurlijk al heel interessant. Maar het wordt nog fascinerender. Want op het bot zijn maar liefst negen snijsporen aangetroffen die volgens de onderzoekers overduidelijk zijn aangebracht met behulp van een stenen gereedschap. Het wijst volgens hen overduidelijk uit dat het bot van deze mensachtige door een andere mensachtige is bewerkt.
Geslacht…en opgegeten?
En hoogstwaarschijnlijk had die laatstgenoemde mensachtige daarmee een duidelijk doel voor ogen, zo schrijven de onderzoekers. Zo wijzen ze erop dat de snijsporen zich bevinden op de plek waar de kuitspier aan het bot vastzat. En dat is precies de plek waar je moet snijden als je een stuk vlees van dat bot wil halen. In andere woorden: de onderzoekers zijn er tamelijk van overtuigd dat de ene mensachtige de andere slachtte, met als doel het vlees ervan te nuttigen. “Deze snijsporen lijken heel erg op wat ik eerder heb gezien op fossiele resten van dieren die verwerkt waren voor consumptie,” stelt Pobiner. “Het lijkt het meest waarschijnlijk dat het vlees van dit been is opgegeten.”
Opzienbarend
Het zou betekenen dat mensachtigen meer dan 1,4 miljoen jaar geleden reeds andere mensachtigen nuttigden. En dat is best opzienbarend, zo vertelt Pobiner aan Scientias.nl. “Er is eerder al redelijk wat bewijs gevonden dat mensachtigen andere mensachtigen slachtten. Het kwam niet heel vaak voor, maar het gebeurde, zeker wat later in de tijd, wel. Wat verrassend is, is dat we nu bewijs hebben gevonden dat dit ook veel langer geleden al gebeurde.”
Toevallige vondst
Eigenlijk waren Pobiner en collega’s niet eens op zoek naar veel ouder bewijs voor mensachtigen etende mensachtigen. In plaats daarvan bogen ze zich over in Afrika teruggevonden botten, op jacht naar bijtsporen die waren achtergelaten door uitgestorven dieren. Maar in plaats daarvan stuitten ze dus op iets wat leek op snijsporen. Om er zeker van te zijn dat het om snijsporen ging, stuurde Pobiner mallen ervan naar collega Michael Pante, zonder deze eerst op de hoogte te stellen van haar vermoedens. In plaats daarvan vroeg ze hem alleen om de mallen te analyseren en vast te stellen wie of wat deze inkervingen in het bot kon hebben veroorzaakt. Pante maakte daartoe gebruik van een database met daarin bijna 900 onder gecontroleerde omstandigheden gemaakte inkervingen. Sommige waren gemaakt met behulp van tanden, anderen met behulp van stenen gereedschappen. Een vergelijking tussen die inkervingen en de inkervingen in het 1,45 miljoen jaar oude bot wees als snel uit dat het bot inderdaad hoogstwaarschijnlijk snijsporen vertoonde, die zijn aangebracht met behulp van een stenen gereedschap.
Kannibalisme?
Mensachtigen die mensachtigen opeten: het klinkt misschien als kannibalisme, maar die conclusie zul je de onderzoekers niet horen trekken. Kannibalisme vereist namelijk dat degene die het vlees eet tot dezelfde soort behoort als degene waarvan het vlees afkomstig is. En of dat ook gold voor de mensachtige die 1,45 miljoen jaar geleden een andere mensachtige slachtte, is onduidelijk. Zo kunnen de onderzoekers wel met zekerheid zeggen dat het scheenbeen aan een mensachtige toebehoorde, maar lukt het ze niet om conclusies te trekken over de soort waartoe deze mensachtige behoorde. Ook blijft onduidelijk tot welke soort de mensachtige die de snijsporen in het bot achterliet, gerekend kan worden. “Hoewel we weten dat mensachtigen in die tijd al stenen gereedschappen maakten en gebruikten, weten we niet welke soorten mensachtigen zich daarmee bezighielden of dat er misschien zelfs meerdere soorten waren die dat deden,” vertelt Pobiner. Ze wijst er daarbij op dat zo’n 1,4 miljoen jaar geleden in het noorden van Kenia maar liefst drie soorten mensachtigen te vinden waren. “Homo erectus, Homo habilis en Paranthropus boisei.” Welke van deze mensachtigen gereedschappen gebruikte(n), is onduidelijk. En zo blijft dus ook onduidelijk of we hier te maken hebben met een prehistorisch geval van kannibalisme of dat het toch een situatie was waarin de ene soort het vlees van een evolutionair (nauwverwant) familielid nuttigde.
Katachtige
Naast de negen snijsporen zijn op het bot van de mensachtige ook twee bijtsporen van een grote katachtige aangetroffen. Onduidelijk is echter in welke volgorde deze bijt- en snijsporen zijn aangebracht. Mogelijk deed de katachtige zich eerst tegoed aan het vlees, waarna een mensachtige deze wegjaagde en het vlees zelf opeiste. Een andere optie is dat de mensachtige de andere mensachtige eerst slachtte en de restjes voor de katachtige liet liggen.
Zo blijven er dus veel vragen, maar temidden daarvan staat één ding wel vast, zo vertelt Pobiner. “Deze ontdekking vertelt ons dat onze evolutionaire familieleden bijna 1,5 miljoen jaar geleden dode individuen behorende tot hun eigen of een nauw aan hun verwante soort al zagen als een potentiële bron van voedsel.”