De Verenigde Staten worden weer bedankt…
Tussen 1946 en 1958 voerden de Verenigde Staten boven het atol Bikini 66 kernproeven uit. In de decennia erna werd de radioactiviteit in het gebied nauwlettend gemonitord. Maar de laatste tijd is er weinig onderzoek meer gedaan. Een goede reden voor onderzoekers van het Woods Hole Oceanographic Institution om naar het gebied af te reizen en eens te kijken hoe de radioactiviteit zich sinds de jaren zeventig ontwikkeld heeft.
Onderzoek
De onderzoekers verzamelden sedimenten in de lagune, bemonsterden het oceaanwater en bestudeerden het grondwater op de Bikini-eilandjes zelf. Tijdens een analyse werd gekeken hoeveel radioactief cesium en plutonium er nog in de sedimenten en het water te vinden was.
Cesium en plutonium
Uit het onderzoek blijkt dat de concentratie cesium en plutonium sinds de jaren zeventig wel is afgenomen, maar dat de elementen nog steeds – vanuit sedimenten op de bodem en water in de lagune – de Stille Oceaan in lekken. Zo blijkt de concentratie plutonium in de lagune nog altijd zo’n 100 keer hoger te liggen dan in het omringende oceaanwater. En de concentratie radioactief cesium ligt in de lagune nog zo’n twee keer hoger dan in de omringende oceaan. Hoewel de lagune dus nog altijd verrijkt is met radioactieve elementen, vormt het water – volgens internationale richtlijnen – geen gevaar voor de volksgezondheid.
Runit-eiland
Het meeste plutonium in de lagune blijkt afkomstig te zijn van sedimenten rond Runit-eiland. Op dit eilandje ligt zo’n 73.000 kubieke meter radioactief afval dat door de VS is afgedekt met een enorm betonnen ‘deksel’. “Aanvullend onderzoek moet uitwijzen hoe radioactief plutonium zich door het millieu beweegt en waarom dit kleine gebied zo’n grote bron van radioactiviteit is,” stelt onderzoeker Ken Buesseler.
Het Runit-eiland is volgens de onderzoekers sowieso een plek om goed te monitoren. Het onder het betonnen deksel rustende radioactieve afval ligt onder de zeespiegel en men is bang dat getijden ervoor kunnen zorgen dat water zich met het radioactieve materiaal mengt en dat materiaal naar zee brengt. “Oude koraalriffen vormen het fundament van deze eilanden en die riffen zijn net zo poreus als Zwitserse kaas, dus grondwater en gemobiliseerde radioactieve elementen kunnen er gemakkelijk doorheen sijpelen,” stelt Buesseler. Op dit moment lijkt dat nog niet aan de orde, maar dat kan veranderen door zeespiegelstijging of het in verval raken van het betonnen deksel dat op het radioactieve afval rust.