De schommelingen worden ingegeven door klimaatverandering én de Spanjaarden.
De Mayabeschaving fascineert wetenschappers al decennia. Ondertussen weten we dankzij opgravingen en bodeminspecties dan ook al behoorlijk wat over dit indrukwekkende volk. Zo weten we dat ze soms behoorlijk oorlogszuchtig konden zijn, maar ook dat ze bijvoorbeeld effectieve waterfilters konden maken. Tegelijkertijd bestaan er nog veel vragen met name over de ondergang van het eens zo machtige rijk. Maar dankzij een grondige studie naar ‘Maya-poep’ voegen onderzoekers weer een stukje aan de puzzel toe.
Maya-poep
In de nieuwe studie bestudeerden de onderzoekers stanolen; organische moleculen die worden aangetroffen in menselijke en dierlijke uitwerpselen. Onderzoekers troffen deze aan op de bodem van een meer nabij de archeologische vindplaats Itzan (in het huidige Guatemala). Je zou het misschien niet zeggen, maar deze ‘Maya-poep’ blijkt behoorlijk wat informatie te bevatten. “Het biedt archeologen een nieuw hulpmiddel om veranderingen in kaart te brengen,” zegt onderzoeker Benjamin Keenan. “Het lukt niet altijd om dat uit archeologisch bewijs te halen, omdat dat bewijs mogelijk nooit bestaan heeft of door de tand des tijds verloren is gegaan. Bovendien blijven bouwwerken of andere sporen van de Maya’s niet altijd goed in het tropische regenwoud behouden.”
Schommelingen
Dankzij de nieuwe techniek waren de onderzoekers in staat om grote veranderingen in de populatie-omvang van de Maya’s aan het licht te brengen. Zo blijkt dat de eerste mensen ongeveer 650 jaar voordat het eerste archeologische bewijs dit bevestigde, al in Itzan aanwezig waren. Bovendien ontdekten de onderzoekers een grote bevolkingsgroei rond dezelfde tijd als de zogenoemde Spaanse verovering van 1697. Dit was een langdurig conflict tussen Spaanse kolonisten en de Maya’s, waardoor veel Maya’s werden verdreven en ergens anders hun toevlucht zochten. Bovendien blijkt dat de Maya’s het gebied bleven bezetten – zij het in kleinere aantallen – na de ineenstorting van het rijk tussen 800 en 1000 na Christus. En dat is interessant, aangezien lang werd aangenomen dat de gehele bevolking destijds door droogte of oorlog uit het gebied werd verjaagd.
De Mayabeschaving is globaal opgedeeld in vier hoofdperioden: de preklassieke periode (2000 v. C. – 250 n. C.) kenmerkt het begin, waarin de cultuur langzaam tot ontwikkeling kwam. Daarna volgde Klassieke periode (250 – 800 n. C.). Dit was het hoogtepunt van de Maya’s, waarin de bouw van monumentale architectuur, intellectuele en artistieke ontwikkeling en groei van steden de boventoon voerden. Daaropvolgend was de terminal klassieke periode (800 – 1000 n. C), waarin er al wat problemen boven kwamen drijven. Als laatste herkennen we de postklassieke periode (1000 – 1539 n. C.), het einde van het Maya-tijdperk.
Wat er – behalve de verovering van de Spanjaarden – aan deze schommelingen in populatie-omvang ten grondslag ligt? De onderzoekers bevestigen wat eerdere studies al vermoeden; deze schommelingen werden ingegeven door klimaatverandering. Met name droge periodes maakten het leven van de Maya’s moeilijk. Zo blijkt dat de Mayabevolking gedurende drie verschillende periodes van droogte drastisch afnam: tussen 90-280 na Christus, tussen 730-900 na Christus en tijdens een veel minder goed bestudeerde periode tussen 1350-950 voor Christus.
Natte periodes
Maar niet alleen droogtes hebben waarschijnlijk tot een aanzienlijke bevolkingsafname geleid. Ook met hele natte omstandigheden wisten de Maya’s niet goed raad. De onderzoekers ontdekten namelijk dat de populatie ook tijdens een zeer natte periode tussen 400-200 voor Christus kelderde; een fenomeen waar tot op heden nog maar weinig aandacht voor is geweest. Deze bevinding laat dan ook duidelijk zien dat de Maya’s leden onder beide klimaatextremen.
De onderzoekers laten met deze studie zien dat de omvang van de Mayabevolking in de loop van de tijd sterk varieerde, met name als reactie op klimaatverandering. “Het is belangrijk om te weten dat er vóór ons ook beschavingen waren die werden beïnvloed door klimaatverandering,” zegt onderzoeker Peter Douglas. “Door gegevens over het klimaat aan bevolkingsveranderingen te koppelen, zien we nu een duidelijk verband tussen de hoeveelheid neerslag en het vermogen van deze oude beschavingen om hun populatie-omvang al dan niet in stand te houden.”