Krokodilachtigen werken nauw samen om prooi te vangen

nijlkrokodil

Nieuw onderzoek toont opnieuw aan dat krokodilachtigen een stuk intelligenter zijn dan gedacht. Wetenschappers hebben ontdekt dat ze er vernuftige jachttechnieken op nahouden en daarbij hun krachten bundelen.

Het bestuderen van een jagende krokodil of alligator is zo eenvoudig nog niet. Zo hebben de reptielen een zeer langzame spijsvertering en eten ze dus vrij weinig. Bovendien jagen ze meestal ’s nachts en in afgelegen en vaak door bomen en planten overwoekerde wateren. Om toch een goed beeld te krijgen van het jachtgedrag van krokodilachtigen nam onderzoeker Vladimir Dinets daarom onder meer zijn toevlucht tot de sociale media. Hij speurde Facebook en andere sociale media af op zoek naar verhalen van onder meer amateur-naturalisten en wetenschappers die getuige waren geweest van een jagende krokodilachtige. Daarnaast dook Dinets in de dagboeken van wetenschappers en bracht hij meer dan 3000 uur in een gebied met krokodilachtigen door in de hoop zelf enkele jagende krokodillen te kunnen betrappen.

Overeenkomsten
Al dat werk resulteerde slechts in een handvol observaties – waarvan sommigen zelfs in de negentiende eeuw plaatsvonden. Desalniettemin ontdekte Dinets al snel een patroon. Alle observaties hadden namelijk één ding gemeen met elkaar: de krokodilachtigen joegen samen op hun prooi en gingen daarbij heel gecoördineerd te werk. “Hoewel deze waarnemingen door verschillende mensen op verschillende continenten waren gedaan, waren er overeenkomsten,” vertelt Dinets. “Dit suggereert dat de waargenomen fenomenen echt zijn, in plaats van sprookjes of verkeerde interpretaties.”

Voorbeelden
Krokodillen en alligators bleken heel georganiseerd te werk te gaan en daarbij nauw samen te werken met soortgenoten. Ze zwommen bijvoorbeeld in een cirkel rond een school vissen heen en maakten die cirkel geleidelijk aan kleiner, totdat de school vissen een enorme dichtheid had gekregen. Op dat moment doken de krokodilachtigen om beurten naar het midden van de cirkel om vissen te grijpen. Soms namen reptielen van verschillende groottes ook rollen aan die bij hun omvang pasten. Grotere alligators dreven vissen vanuit de diepere delen van het water naar ondiepe wateren, waar kleinere en dus wendbaardere alligators vervolgens voorkwamen dat de vissen konden ontsnappen. In één geval joeg een enorme zoutwaterkrokodil een varken de stuipen op het lijf zodat het zo een kustmeer in liep. Daar wachtten twee kleinere krokodillen op het varken. Het suggereert dat de drie krokodillen zich bewust waren van elkaars posities en acties zonder dat ze elkaar konden zien.

“Al deze observaties wijzen erop dat krokodilachtigen tot een heel selecte groep van jagers behoren.” Die groep telt zo’n twintig diersoorten – waaronder de mens – die stuk voor stuk in staat zijn om hun acties op geraffineerde wijze te coördineren en afhankelijk van hun eigen vaardigheden en de vaardigheden van soortgenoten verschillende rollen aan te nemen.

Bronmateriaal

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd