Veel coaches zweren bij een lange en gedegen warming-up. Onterecht, zo blijkt uit nieuw onderzoek.
Een lange warming-up zou de spieren op de juiste temperatuur brengen, ervoor zorgen dat er meer zuurstof wordt opgenomen en dat de spieren klaar zijn voor een grote prestatie. Maar eigenlijk is zo’n lange warming-up helemaal niet logisch, zo stelt onderzoeker Elias Tomaras.
Vermoeiend
“Als je sprinters, korte afstand schaatsers en wielrenners voor hun race ziet dan warmen ze zich één of twee uur op, inclusief korte momenten van zeer intensieve training. Dat leek mij nogal vermoeiend.” En dat terwijl de echte krachtmeting nog moet beginnen.
WIST U DAT…
Twee groepen
Tomaras zette een experiment op. Hij liet een groep sporters een warming-up doen die vijftig minuten duurde. De intensiteit van de warming-up verschilde sterk gedurende die vijftig minuten en de warming-up eindigde met enkele intensieve sprints. Daarna liet de onderzoeker een andere groep een warming-up van vijftien minuten ondergaan. De warming-up was niet intensief en eindigde met één sprintje.
Na beide warming-ups stelden de onderzoekers vast hoe moe de sporters waren en hoeveel energie ze konden leveren. “Wat we ontdekten was dat de korte warming-up in veel minder vermoeide spieren resulteerde en de maximale kracht (van de sporters die een korte warming-up hadden gedaan, red.) was 6,2 procent hoger. Dat is een enorme verbetering voor een atleet. Op basis van dit onderzoek zou ik suggereren dat een sprinter eens na moet gaan denken over een kortere en minder intensieve warming-up.”
Bovenstaande foto is gemaakt door Lululemon athletica (via Flickr.com).