Niet alleen honden zijn echte speurneuzen, katten kunnen er ook wat van. De vorm en opbouw van hun neus blijkt heel ingenieus te zijn waardoor ze bijzonder goed kunnen ruiken.
Als een kat de buitenlucht via zijn neus binnen krijgt, stromen allerlei deeltjes door een ingewikkeld labyrint van kronkelende kanaaltjes door zijn reukorgaan. Het ene deeltje valt eerder in het doolhof op een receptor dan het andere. Zo onderscheidt een kat de verschillende geuren. Dit proces lijkt verrassend veel op de werking van een hoogwaardige gaschromatograaf, die uiterst doeltreffend een chemische analyse maakt van de luchtinhoud op basis van de oplosbaarheid van de aanwezige stoffen, ontdekten wetenschappers van de University of Ohio.
Gewervelde dieren gebruiken hun neus om te ademen, de lucht te filteren en op te warmen, maar natuurlijk ook om te ruiken. Receptoren binnenin de neus herkennen geuren in de lucht die erlangs stroomt. “We weten dat allerlei diersoorten, waaronder katten, hun reukvermogen inzetten om voedsel te zoeken, hun soortgenoten te herkennen en om gevaar in te schatten”, leggen de onderzoekers uit. Ze brachten het doolhof van kronkelende kanaaltjes in kaart dat schuilgaat achter het neusje van de poes en testten de luchtcirculatie en de verdere werking van het geheel door simulaties te draaien in een computermodel.
Ingewikkeld doolhof
Het team gebruikte een soort CT-scans, waarmee ze dwarsdoorsneden van de kattenneus konden zien. Ook hadden ze weefsel van een overleden huiskat wiens lichaam door zijn baasje ter beschikking was gesteld voor de wetenschap. Het ingewikkelde doolhof binnenin het reukapparaat van de kat blijkt meer dan honderd keer zo efficiënt als het rechte geurkanaal dat bij amfibieën en sommige zoogdieren is gevonden. Er passen zo meer geurreceptoren per kubieke centimeter in. Katten hebben veel meer kronkelende buisjes en receptoren in hun neus dan mensen en ratten, die ook bekendstaan om hun uitstekende reukvermogen. Ze zijn door dit complexe systeem in staat om de lichtste geuren op te vangen.
Allemaal slakkenhuizen in het hoofd
De ontdekking leidt tot meer kennis over de evolutie van de luchtkanalen in de neus van zoogdieren en in het bijzonder over het ontstaan van het uitmuntende reukvermogen van katachtigen. “De evolutie van de ingewikkelde olfactorische kanalen in zoogdierneuzen lijkt verrassend veel op die van een ander zintuiglijk orgaan, de spiraalvormige buis in het binnenoor, cochlea of slakkenhuis genoemd, die bij zoogdieren onderdeel is van het gehoororgaan”, schrijven de onderzoekers. “Bij vogels en gewervelde dieren die geen zoogdier zijn, noemen we het orgaan ook ‘cochlea’, maar bij hen is het niet meer dan een langwerpige ‘blinde’ buis. We weten dat het slakkenhuis ervoor zorgt dat zoogdieren beter kunnen horen, omdat het frequentiebereik en de gevoeligheid voor geluidstrillingen hoger wordt. Op dezelfde manier is de ‘olfactorische cochlea’ verantwoordelijk voor het verbeteren van het reukvermogen bij zoogdieren. De wijze waarop dit wordt bereikt, lijkt bijzonder veel op een gaschromatograaf, die onder andere in wetenschappelijke laboratoria wordt gebruikt om stoffen te identificeren”, klinkt het.
Succesvol aanpassen
“Onze bevindingen laten zien hoe deze nieuwe mechanismen ervoor zorgen dat zoogdieren heel goed kunnen ruiken. We snappen steeds meer hoe mens en dier zich in de loop der tijd succesvol hebben kunnen aanpassen aan de veranderende omstandigheden. Wij hebben ons gefocust op het reukorgaan van de kat, een van onze meest geliefde huisdieren, en die vergeleken met andere zoogdieren”, besluiten de onderzoekers.
Maar hoe goed het reukvermogen van katten ook is, toch zul je niet snel een speurkattenbrigade op Schiphol of tijdens reddingsoperaties tegenkomen. Daarvoor zijn katten veel te eigenzinnig en moeilijk te trainen. Ze hebben hun eigen manier van denken en handelen, en luisteren daarom veel minder goed naar hun baasje dan honden.