DNA dat geen functie lijkt te hebben – oftewel junk-DNA – komt in heel veel organismen op aarde voor. Een nieuw onderzoek komt nu met een verrassende conclusie: hoewel het DNA veelvuldig voorkomt, heeft complex leven het niet echt nodig.
Ongeveer twee procent van het menselijk genoom bestaat uit functioneel DNA: DNA dat codeert voor eiwitmakende genen. De overige 98 procent bestaat uit niet-coderende genen die ook wel junk-DNA worden genoemd. En wij mensen zijn niet de enigen met zo’n grote hoeveelheid junk-DNA. Er zijn veel meer organismen die er over beschikken. Al jaren vragen onderzoekers zich af waarom junk-DNA in zulke grote hoeveelheden voorkomt en of het misschien toch belangrijker is dan de naam doet vermoeden.
Vleesetende plant
Een nieuw onderzoek wijst erop van niet. Wetenschappers bestudeerden de vleesetende plant Utricularia gibba. Tot hun verbazing bleek 97 procent van het genoom van de plant te bestaan uit functioneel DNA. Het lijkt erop dat de plant door de generaties heen druk bezig is geweest om het junk-DNA in zijn genoom te wissen, zo schrijven de onderzoekers in het blad Nature.
Zuiveren
“Slechts drie procent van het genetisch materiaal van het blaasjeskruid is ‘junk-DNA’,” vertelt onderzoeker Victor Albert. “Op de één of andere manier heeft deze plant het grootste deel van zijn genoom ‘gezuiverd’ (van junk-DNA, red.). Wat dat betekent, is dat je een perfecte meercellige plant met heel veel verschillende cellen, organen, weefseltypes en bloemen kunt hebben, zonder de ‘junk’. Junk is niet nodig.”
De bevindingen van de onderzoekers lijken haaks te staan op een onderzoek dat eind vorig jaar verscheen. Toen stelden wetenschappers nog dat het junk-DNA van mensen een belangrijke functie had: een flink deel ervan bleek een enorm controlepaneel te vormen dat genen aan- en uitzet. Zonder deze stukjes ‘junk-DNA’ zouden deze genen niet werken. De onderzoekers achter dit nieuwe onderzoek zijn zich bewust van die eerdere studie. Toch sluiten hun resultaten de resultaten van dit eerdere onderzoek niet uit, zo stellen ze. Ze suggereren dat organismen genetisch ‘afval’ niet opsparen, omdat ze daar voordeel bij hebben. In plaats daarvan zouden er sommige soorten zijn die geneigd zijn om een groot deel van het niet-functionele DNA te verwijderen, terwijl andere soorten juist geneigd zijn tot het tegenovergestelde en het DNA koesteren. Deze neigingen komen volgens de onderzoekers niet voort uit het feit dat het ene beter is dan het andere, maar omdat er twee aangeboren manieren zijn waarop organismen zich kunnen gedragen en alle organismen hangen één van die twee manieren in grote of kleine mate aan. De onderzoekers blijven er dan ook bij dat hun studie aantoont dat complexe levensvormen junk-DNA niet altijd nodig hebben.