Kinderen reageren vaak heel primair in sociale situaties, enige gêne is hen vreemd. Toch doen ze zeker niet lukraak maar wat. Al op veel jongere leeftijd dan gedacht hebben ze inzicht in sociale interacties.
In de praktijk is al aangetoond dat peuters van nog maar 3 jaar oud over enige mate van redeneervermogen en sociale waarneming beschikken. In de hersenen was daar echter nooit bewijs voor gevonden. Tot nu. Onderzoekers onder leiding van Leyla Isik van de Johns Hopkins University onderzochten hoe en waar het jonge kinderbrein sociale interacties verwerkt. Daarvoor maakten ze gebruik van eerder verzamelde fMRI-gegevens van meer dan honderd kinderen die een film met sociale scènes bekeken.
Bij een functionele MRI-scan (fMRI) wordt hersenactiviteit gemeten door te kijken naar de doorbloeding van bepaalde hersengebieden. Een sterkere doorbloeding wijst op een verhoogde activiteit.
Volwassen reacties
Door de hersenactiviteit die te zien was op de fMRI’s te koppelen aan visuele en sociale kenmerken van de film, ontdekten de onderzoekers dat kinderen vanaf 3 jaar al reageerden op de meeste sociale situaties in de film. Opmerkelijk was dat er activiteit ontstond in de sulcus temporalis superior (STS of bovenste slaapgroeve), een hersengebied dat bij volwassenen betrokken is bij het verwerken van sociale interacties. De STS-reacties begonnen zelfs al volwassen vormen aan te nemen rond de leeftijd van 7 jaar. Dit onderzoek is daarmee het eerste bewijs van opkomende neurale reacties bij jonge kinderen in sociale situaties, zoals die in de film voorkwamen.
“We vonden signalen in de hersenen van jonge kinderen die overeenkwamen met beweging, gezichten en sociale interacties in de film. De enige eigenschap waarvoor we geen significante reacties konden vaststellen, was theory of mind, oftewel momenten in de film waarin personages nadenken over elkaars mentale toestand”, legt hoofdonderzoeker Leyla Isik uit aan Scientias.nl.
Kinderen bewegen meer
De peuters waren met andere woorden nog niet echt in staat om zich in te leven in een ander persoon, of in ieder geval begrijpen ze dat idee nog niet goed. Al zijn er volgens Isik ook andere verklaringen mogelijk. “Het ontbreken van theory of mind-reacties en de kleine verschillen die we zagen bij andere eigenschappen tussen volwassenen en kinderen zijn moeilijk te interpreteren. Er zijn veel mogelijke redenen waarom de gegevens van kinderen er anders uitzien dan die van volwassenen: kinderen bewegen meer in een fMRI-scanner, er waren relatief weinig data (maar 5 minuten film), de kenmerken in de film zijn gelabeld door volwassenen, en het is mogelijk dat kinderen de film anders interpreteren. Vanwege deze onzekerheden hebben we ervoor gekozen om ons te concentreren op de gebieden waarin kinderen wél significante hersenreacties vertonen op kenmerken in de film”, legt ze uit.
Ideale meetmethode
In algemene zin kan ze wel iets vertellen over hoe de hersenen van volwassenen en kinderen reageren in sociale situaties. “Bij volwassenen worden specifieke hersengebieden geactiveerd als mensen interacties tussen anderen zien, die niet actief worden als ze een enkel persoon of meerdere personen zien die geen contact hebben. Deze studie toont voor het eerst aan dat vergelijkbare reacties ook optreden in de hersenen van heel jonge kinderen, wat erop wijst dat het herkennen van interacties tussen anderen een belangrijk en vroeg ontwikkeld hersenkenmerk is.”
Opmerkelijk was dat dit op een relatief eenvoudige manier kon worden aangetoond. “Het meest verrassende was nog wel dat we deze sociale interactiesignalen konden identificeren met relatief weinig data – elke deelnemer, volwassenen en kinderen, keek slechts naar een film van 5 minuten. Normaal gesproken gebruiken we in neuroimaging-onderzoeken met volwassenen langere, meer veeleisende taken. Deze analysemethode opent de deuren naar veel studies over de verwerking van sociale situaties bij kinderen en andere populaties, die mogelijk moeilijk te onderzoeken zijn met traditionele taakgerichte experimenten.” Een filmpje tonen van 5 minuten is een relatief efficiënte manier van onderzoek doen. Het is veel lastiger om kleine kinderen bijvoorbeeld sociale situaties in het echt te laten nabootsen.
Als volwassen mens begrijp je dat wat jij denkt, voelt en wilt, misschien heel anders is dan wat een ander ervaart. Dit vermogen om de gedachten en gevoelens van anderen te begrijpen en te voorspellen, is wat psychologen theory of mind (ToM) noemen. Doordat we een theory of mind hebben, lukt het ons om de wereld door de ogen van anderen te zien. Het stelt ons in staat om te beseffen dat iedereen zijn eigen unieke blik op de wereld heeft. Zonder deze vaardigheid zou het lastig zijn om echt mee te leven met anderen. Het is dan ook een voorwaarde voor empathie.
De ontwikkeling van deze ’theorie van de geest’ begint al jong, als peuters en kleuters hun eigen gevoelens en gedachten leren herkennen. Vanaf daar is het een kleine stap naar het begrijpen van de emoties van anderen. Kinderen leren dan ook om te gaan met verrassingen en begrijpen wanneer ze voor de gek worden gehouden. Ze ontdekken dat niet alles is wat het lijkt en dat mensen soms dingen zeggen die niet waar zijn. Zo ontwikkelen ze hun theory of mind.