Overgewicht vergroot de kans op diverse soorten kanker. We berekenen nog steeds vooral ons BMI om te bepalen of we te veel wegen en dus een groter risico lopen op de ziekte. Maar eigenlijk kunnen we beter naar onze buikomvang kijken.
Onderzoekers van de Zweedse Lund University in Malmö tonen aan dat de omtrek van je middel een veel sterkere risicomarker is voor de kans op obesitas-gerelateerde kanker. Dat geldt wel alleen voor mannen, bij vrouwen heeft het BMI een even grote voorspellende waarde.
Honderdduizenden Zweden
Voor de studie zijn data geanalyseerd van bijna 340.000 Zweden, die tussen 1981 en 2019 BMI- en buikomtrekmetingen hadden ondergaan. Daarbij werd gekeken of ze onder meer slokdarm-, maag-, dikke darm-, lever-, galblaas-, alvleesklier-, borst- of schildklierkanker kregen, allemaal kankersoorten die volgens het Internationaal Instituut voor Kankeronderzoek (IARC) gerelateerd kunnen zijn aan obesitas.
Na 14 jaar was er een follow-up. Ruim 18.000 mensen hadden een aan obesitas gerelateerde kanker. Bij mannen leidde een toename van de buikomtrek van 11 centimeter – bijvoorbeeld van 90 cm naar 100,8 cm – tot een 25 procent hoger risico op kanker. Ter vergelijking: een BMI van 27,7 vergeleken met 24 verhoogde het risico op obesitas gerelateerde kanker met 19 procent. Bij vrouwen was dit gek genoeg anders: een toename van de buikomtrek van 12 cm – dus van 80 naar 92 cm – leidde tot een 13 procent groter risico op kanker. Dat was vergelijkbaar met een toename van het BMI van 25 naar 28,3.
Buikvet
De onderzoekers leggen uit: “BMI is een maat voor lichaamsomvang, maar geeft geen informatie over de vetverdeling. Tailleomtrek is daarentegen veel meer gerelateerd aan obesitas en veel buikvet. Dit onderscheid is cruciaal omdat visceraal vet, dat zich ophoopt rond de buikorganen, metabolisch actiever is en leidt tot gezondheidsschade, waaronder insulineresistentie, ontstekingen en abnormale vetniveaus in het bloed. Bijgevolg kunnen personen met een vergelijkbaar BMI een verschillend kankerrisico hebben door verschillen in vetverdeling.”
Maar waarom is dat bij vrouwen anders dan bij mannen? Daarover zeggen de onderzoekers: “Een plausibele verklaring is dat mannen eerder visceraal vet opslaan, terwijl bij vrouwen over het algemeen meer onderhuids en perifeer vet ophopen. Daarom is de middelomtrek een nauwkeurigere maatstaf voor visceraal vet bij mannen dan bij vrouwen.” En dus zegt het meer over de kans op kanker bij mannen.
Verschillen tussen mannen en vrouwen
Ze leggen verder uit dat onderzoek heeft aangetoond dat obesitas bij mannen tot hogere concentraties circulerende insuline leidt dan bij vrouwen. Dit kan ook gedeeltelijk verklaren waarom de buikomvang sterker geassocieerd is met kankerrisico bij mannen. Ze zeggen: “Het verschil in hoe tailleomtrek en BMI verband houden met kankerrisico tussen mannen en vrouwen onderstreept de complexiteit van de impact van obesitas op de ontwikkeling van kanker. Het is dus belangrijk om biologische en fysiologische verschillen tussen de seksen mee te wegen bij het beoordelen van het kankerrisico.”
De Zweedse onderzoekers concluderen tot slot dat hun studie hét bewijs levert dat buikomtrek een sterkere risicofactor is voor obesitas-gerelateerde kanker bij mannen, maar niet bij vrouwen. “De minder sterke link met buikomtrek bij vrouwen kan het gevolg zijn van bepaalde geslachtshormonen of van verschillen in de manier waarop buikomtrek en BMI lichaamsvet bij mannen versus vrouwen weergeven.”
Wil je weten of je een gezonde buikomvang hebt? Pak het meetlint erbij en ga rechtop staan. Trek het lint rond je buik tussen je onderste rib en de bovenkant van je bekken. Dit is meestal net boven je navel. Voor mannen is een gezonde buikomvang minder dan 94 centimeter, bij vrouwen minder dan 80 centimeter. De buikomvang is licht verhoogd bij 94 tot 102 centimeter voor mannen en 80 tot 88 centimeter bij vrouwen. En de buikomvang is echt te groot als het meetlint meer dan 102 centimeter aangeeft bij mannen en meer dan 88 centimeter bij vrouwen. Niet alleen is de kans op diverse soorten kanker dan groter, ook het risico op hart- en vaatziekten neemt sterk toe, schrijft de Hartstichting.