Soms weet je het met al die richtlijnen ook niet meer: moet je nu 10.000 stappen per dag zetten, 2,5 uur per week bewegen of toch kort maar intensief sporten? Britse onderzoekers besloten het eens te vergelijken en concluderen: het maakt niks uit, zolang je maar van die bank af komt.
In het kort komt het erop neer dat zowel een stappendoel als een tijdsdoel – mits vergelijkbaar uiteraard – een even groot positief effect hebben: ze verkleinen allebei in dezelfde mate de kans op hart- en vaatziekten en vroegtijdig overlijden. Het is volgens de Britten belangrijker dat je een doel kiest dat aansluit bij je persoonlijke voorkeuren en niet vasthoudt aan bijvoorbeeld 10.000 stappen per dag als je daar toch geen tijd voor hebt.
Meten is weten
Het advies van de Gezondheidsraad is op dit moment om 2,5 uur per week gematigd intensief te bewegen, stevig doorwandelen bijvoorbeeld, of 75 minuten intensief te sporten, denk aan hardlopen, wielrennen of krachttraining. Deze richtlijn is echter al even oud en kwam destijds voort uit onderzoek waarin deelnemers zelf hun lichaamsbeweging rapporteerden, niet erg nauwkeurig dus.
Nu veel mensen een smartwatch dragen, is de hoeveelheid sport en het aantal stappen veel beter te meten. En juist omdat zoveel mensen nu vaker een stappendoel hebben, is het belangrijk om te achterhalen of dat wel net zo gezond is als een tijdsdoel.
Daarom verzamelden de onderzoekers data van ruim 14.000 vrouwen van 62 jaar en ouder die deelnamen aan de Women’s Health Study en in de periode tussen 2011 en 2015 gezond waren. Zij moesten zeven dagen achter elkaar een wetenschappelijk goedgekeurde smartwatch dragen om hun fysieke activiteit te meten en vulden vervolgens tot 2022 jaarlijks een vragenlijst in over hun gezondheid.
Bewegen helpt
Volgens de fitnesstrackers deden de deelnemers gemiddeld 62 minuten per week aan matige tot intensieve lichaamsbeweging en zetten ze ruim 5000 stappen per dag. Na de follow-upperiode van 9 jaar had 4 procent last van hart- en vaatziekten. Maar lichaamsbeweging vermindert het risico op ziekte en dood enorm: het actiefste kwart van de vrouwen had 30 tot 40 procent minder kans op gezondheidsproblemen dan het minst actieve kwart. Verschillen in BMI maakten daarbij niet uit. Beperking is wel dat slechts één week gemeten is hoeveel de deelnemers bewegen. Ook waren de meeste vrouwen wit en hoger opgeleid. En het blijft een observationele studie waarbij geen causaal verband kan worden aangetoond. Toch zijn de onderzoekers onder de indruk van de resultaten.
De voor- en nadelen van stappen tellen
Maar of je nu beter stappen kunt tellen of minuten? Beide doelen hebben voor- en nadelen, klinkt het. Een stappendoel houdt bijvoorbeeld geen rekening met verschillen in fitheid. Als iemand van 20 en iemand van 80 allebei een half uur met matige intensiteit wandelen, kan het aantal stappen behoorlijk verschillen. Maar aan de andere kant is het aantal stappen eenvoudiger te meten en minder afhankelijk van de interpretatie van de trainingsintensiteit. Bovendien registreert de stappenteller elke stap die je zet, ook als je naar de keuken loopt voor een kop koffie of de post uithaalt bijvoorbeeld. Vooral ouderen zetten veel van dit soort stappen, waardoor het voor hen interessanter is om dit te meten.
“Voor vooral jongere mensen kan lichaamsbeweging bestaan uit activiteiten als tennis, voetbal, wandelen of joggen, die je allemaal gemakkelijk met een stappenteller kunt volgen. Maar voor mensen, die vaker fietsen of zwemmen, is het weer handiger om de duur te monitoren. Daarom is het belangrijk dat de richtlijnen voor fysieke activiteit meerdere doelen vaststellen. Beweging ziet er voor iedereen anders uit, en bijna alle vormen zijn goed voor onze gezondheid”, aldus hoofdonderzoeker Rikuta Hamaya. Het ligt er dus vooral aan wat bij jou en je manier van bewegen past of je beter de minuten of de stappen kunt tellen.