Dat blijkt tijdens opgravingen, uitgevoerd in het noorden van Israël.
De onderzoekers stuitten tijdens de opgravingen op een put met daarin de verbrande resten van een mens. Datering wijst uit dat de resten uit de periode tussen 7013 en 6700 voor Christus stammen. Ook zijn er duidelijke aanwijzingen gevonden dat ze met opzet verbrand zijn. En daarmee hebben de onderzoekers de oudste gecremeerde resten die tot op heden in het nabije oosten zijn aangetroffen, in handen.
Israël
De crematie vond duizenden jaren geleden plaats in wat nu het noorden van Israël is. De stille getuigen ervan zijn de verbrande resten van een jongvolwassene. De botfragmenten hebben temperaturen tot wel 700 graden Celsius te verduren gekregen.
Dat de resten met opzet verbrand zijn, leiden de onderzoekers onder meer af uit de duidelijk zorgvuldig gegraven put waarin de resten zijn teruggevonden. Die put moet aan de bovenzijde open zijn geweest en de wanden zijn met behulp van klei verstevigd. Verder blijkt uit de positie van de botfragmenten dat de gecremeerde persoon in zittende houding in de put werd gezet, bovenop de eveneens bewaard gebleven sporen van een brandstapel. “Ondanks de crematie heeft het skelet een ‘anatomische coherentie’ behouden: de positie ervan kan grofweg gereconstrueerd worden en bewijst dat het inderdaad een lichaam – en dus niet slechts enkele losse botten – was dat verbrand is,” zo vertelt onderzoeker Fanny Bocquentin aan Scientias.nl. De onderzoekers sluiten verder uit dat de persoon in kwestie tijdens een tragisch ongeluk verbrandde, omdat de positie van de botten er eveneens op wijst dat deze terwijl het vuur om zich heen greep, niet bewoog.
Verandering
Het verhaal van deze gecremeerde jongvolwassene staat niet op zichzelf. De onderzoekers hebben in de omgeving de gecremeerde resten van nog eens vijf volwassenen aangetroffen. De gecremeerde resten vormen een bijzondere ontdekking en getuigen van een grote verandering in de manier waarop men duizenden jaren geleden met de doden omging, zo stelt Bocquentin. “In de periode voorafgaand aan de periode waaruit onze ontdekking stamt, werden funeraire praktijken over een lange periode uitgesmeerd. De overledene werd begraven, men wachtte tot de resten tot ontbinding overgingen, daarna werd het graf weer geopend, de botten werden opnieuw georganiseerd, de schedel werd verwijderd, soms werd er een gezicht op de schedel gemaakt, vervolgens werd die schedel weer in een ander graf met andere mensen begraven, etc. Het was dus een lang proces, met meerdere stadia. Crematie gaat daarentegen heel snel: er is geen periode van ontbinding meer, omdat het vlees verbrandt, en de overledene wordt ter plekke op de brandstapel achtergelaten. De periode waarin men met de overledene bezig is, is veel korter en dat kan wel eens wijzen op een verandering in de band die de levenden met hun doden hadden en de manier waarop men rouwde.”
Innovatie
Dat zich in het noorden van het hedendaagse Israël zo’n grote verandering voltrok, vertelt ons ook meer over de mensen die hier leefden. “Ze waren blijkbaar in staat om te innoveren in een tijd waarvan wetenschappers dachten dat er weinig veranderde en culturen – in tegenstelling tot in het cultureel gezien heel dynamische achtste millennium voor Christus – eigenlijk alleen ten onder gingen.”
Hoewel de gecremeerde resten uit het negende millennium voor Christus die nu in Israël zijn ontdekt, bijzonder oud zijn, zijn het wereldwijd gezien niet de oudste sporen van een crematie die ons bekend zijn. Zo zijn er onder meer in Australië en op de Filipijnen veel oudere gecremeerde resten teruggevonden. “Maar dat zijn geïsoleerde gevallen,” benadrukt Bocquentin. In West-Europa zijn er wel meerdere gecremeerde resten ontdekt die ouder zijn dan de resten uit het nabije oosten. “Met name in Frankrijk, België en Ierland, waar de oudste gecremeerde resten totnogtoe zijn ontdekt.” Bocquentin sluit niet uit dat er in de toekomst ook in het nabije oosten nog oudere gecremeerde resten worden ontdekt. “Maar ik denk niet dat het om heel veel oudere resten gaat,” zo stelt ze.