Paleontologen hebben een hagedis gevonden zo groot als een flinke hond, gehuld in een pantser van bobbelige botplaten, die 76 miljoen jaar geleden sloop door de bossen van wat vandaag de Amerikaanse staat Utah is. Het dier biedt een uniek kijkje in het leven tijdens het Late Krijt.
De hagedis kreeg de naam Bolg amondol, een verwijzing naar de wereld van J.R.R. Tolkien. ‘Bolg’ komt van een ork-prins uit De Hobbit, terwijl ‘amondol’ in de elfentaal Sindarin ‘heuvelkop’ betekent, een knipoog naar de opvallende platen op zijn schedel. De reuzenhagedis behoorde tot een groep gepantserde soorten die verwant zijn aan de hedendaagse gilamonsters, giftige hagedissen uit het zuidwesten van de VS. Het fossiel werd al in 2005 opgegraven in Utah, in een gebied dat bekendstaat om zijn rijke fossielenvondsten. Toch duurde het tot nu voordat het officieel werd beschreven. Deze week verschenen de resultaten in het vakblad Royal Society Open Science.
Helder beeld van hoe het dier eruitzag
Het fossiel is op een opmerkelijke manier bewaard gebleven. Hoewel het skelet in talloze fragmenten werd aangetroffen, bleken al die stukjes van één enkel dier te zijn. Onderzoekers vonden resten van de schedel, wervels, ledematen en de kenmerkende botplaten die het lichaam bedekten. Ondanks de versnipperde staat geeft dit fossiel wetenschappers een schat aan informatie. Er zijn geen overlappende botten, dus ze kunnen een helder beeld schetsen van hoe dit dier eruitzag.
Een forse pantserhagedis
Bolg amondol was geen kleine jongen. Hij had een lengte van ongeveer een meter van kop tot staart. Daarmee is hij vergelijkbaar met een moderne varaan. Zijn lichaam was bedekt met stevige botplaten, ook wel osteodermen genoemd. Die dienden wellicht als een soort natuurlijk harnas. Stel je een kruising voor tussen een hagedis en een kleine tank. Deze platen, vooral opvallend op de schedel, gaven het dier een unieke uitstraling.
Een brug naar Azië
Ook de evolutionaire familieband van deze hagedis valt op. Door de anatomie te vergelijken met andere soorten, ontdekten de wetenschappers dat zijn dichtstbijzijnde verwant niet in Noord-Amerika leefde, maar in de Gobiwoestijn in Azië. Dat betekent mogelijk dat deze hagedissen tijdens het Late Krijt lange afstanden aflegden tussen continenten die toen nog met elkaar verbonden waren. Dit soort intercontinentale migratie kennen we vooral van dinosauriërs.
Leven in een druk ecosysteem
Bolg amondol leefde in de subtropische bossen van Laramidia, een landmassa die destijds het westelijke deel van Noord-Amerika vormde. In dat ecosysteem waren minstens drie soorten grote, vleesetende hagedissen actief. Deze dieren waren geen toppredatoren (die rol was weggelegd voor dinosauriërs) maar vulden een belangrijke niche als kleinere jagers. Ze voedden zich waarschijnlijk met eieren en kleine gewervelde dieren, terwijl ze door de dichte begroeiing slopen.
De Schat van het museum
Deze ontdekking begon niet in het veld, maar in een museum. Twintig jaar lang lag het fossiel in een potje met het simpele label ‘hagedis’, totdat een specialist in hagedisevolutie het oppakte en de waarde ervan inzag. Dat toont volgens de onderzoekers aan hoe essentieel museumcollecties zijn voor de paleontologie. Het roept ook een vraag op: hoeveel andere fossielen liggen nog onaangeroerd in museumkasten, wachtend op hun moment om ons iets nieuws te leren over het verleden?