Hoe hard ijsberen het ook proberen, het lukt ze gewoonweg niet om zich aan te passen aan het leven op het vaste land. Wetenschappers hebben dit ontdekt door 20 ijsberen nauwgezet te volgen. Hieruit blijkt dat het vrijwel onmogelijk is voor ijsberen om te overleven zonder zeehondjes als snack.
Het is de poster-boy van klimaatverandering: de ijsbeer. En dat is niet voor niets. Want het dier leeft in een gebied dat razendsnel opwarmt en voelt de gevolgen daarvan op onnavolgbare wijze. Zo ziet de ijsbeer het zee-ijs ’s zomers steeds eerder en verder wegsmelten. En dat is een probleem. Want de ijsbeer heeft dat zee-ijs nodig om zijn favoriete prooi – de zeehond – te kunnen bemachtigen. Zonder zee-ijs lukt dat niet en is de ijsbeer gedwongen zich terug te trekken naar het vasteland en aldaar heel andere bronnen van voedsel aan te boren. Maar lukt dat wel? Daar zijn de meningen over verdeeld. Veel onderzoekers waren ervan overtuigd dat een ijsbeer zich prima aan kon passen aan het leven op land – net zoals de grizzlybeer dat in het verleden heeft gedaan. ‘Waren’, omdat deze overtuiging inmiddels in de prullenbak is beland dankzij een nieuw onderzoek. Voor dit onderzoek hebben wetenschappers namelijk 20 ijsberen op het land nauwgezet gevolgd. Wat bleek? Geen enkele ijsbeer kon een strategie vinden die hielp om te overleven. Wetenschapper Charles Robbins heeft meegewerkt aan het onderzoek. Hij legt uit: “ijsberen zijn geen grizzlyberen met een witte vacht. Ze zijn echt anders.” Het onderzoek is gepubliceerd in het blad Nature Communications.
Gewicht
Een belangrijke reden voor dat verschil met de grizzlybeer heeft te maken met het gewicht van de ijsbeer. Zo weegt een grizzlybeer gemiddeld rond de 360 kg. IJsberen zijn echter een stuk zwaarder; zij kunnen wel 680 kilo wegen. IJsberen moeten dan ook veel meer eten om op gewicht te blijven. Normaal gesproken lukt dit ze door op zeehondjes te jagen. Zeehondjes hebben namelijk een dikke laag aan vet met veel voedingsstoffen. Bij een gebrek aan zeehondjes zijn er ook nog andere strategieën, waaronder het nabootsen van een winterslaap en het eten van besjes. Robbins vult aan: “geen van deze strategieën waren genoeg voor de ijsberen om op gewicht te blijven.” De ijsberen verloren namelijk gemiddeld dagelijks een kilo aan lichaamsgewicht.
Hudson Bay
Het team van Robbins heeft dit ontdekt door 20 ijsberen te voorzien van een halsband met een camera en een GPS-systeem. Vervolgens moesten de ijsberen op de weegschaal gaan staan, waarna ze werden losgelaten in het gebied ten westen van Hudson Bay in Manitoba, Canada. Hier werden ze gedurende drie jaar telkens drie zomerweken nauwgezet gevolgd. Ten slotte werden de ijsberen weer verzameld en opnieuw gewogen. Mede-wetenschapper en hoofdonderzoeker Anthony Pagano vertelt: “we ontdekten een grote diversiteit aan energieverbruik onder de ijsberen. Dit komt doordat veel ijsberen zich verschillend gedroegen.” Sommige mannelijke ijsberen kozen er bijvoorbeeld voor om te gaan dutten, terwijl anderen juist actief op zoek gingen naar voedsel. Er waren zelfs drie ijsberen die ervoor kozen om een flink eind te zwemmen, waarbij een enkeling zelfs 175 kilometer aflegde naar de andere kant van Hudson Bay. Uiteindelijk was er maar één ijsbeer die naderhand meer woog dan voor het experiment begon. De reden hiervoor was dat deze geluksvogel het karkas van een zeedier op een strand had gevonden.
Het onderzoek is belangrijk, omdat wetenschappers zich al een tijd zorgen maken om de ijsbeer. Zo is vooral de ijsbeerpopulatie in Hudson Bay inmiddels flink aan het afnemen door de gevolgen van de opwarming van de aarde; sinds 1987 is deze gekrompen met 30%. Het onderzoek toont aan dat ijsberen die zich eerder naar het land begeven geen goede overlevingskans hebben. “IJsberen worden steeds vaker en steeds eerder naar het vaste land gedreven (door het smelten van zee-ijs, red.),” sluit Pagano af. “Dit zorgt ervoor dat ze veel minder energie kunnen verzamelen dan normaal het geval is. We verwachten dan ook dat veel ijsberen uiteindelijk zullen verhongeren doordat ze zoveel langer op het vasteland moeten zijn.”