Kolibries in Chili gebruiken stukjes mos om hun nesten te bouwen. Vanuit het nest verspreiden de mossen hun sporen, terwijl de kolibries een comfortabel nest hebben. Het begin van een mooie samenwerking?
Planten maken vaak gebruik van dieren om hun zaden te verspreiden. Sappige vruchten trekken bijvoorbeeld vogels aan die samen met de vrucht ook de zaden naar binnen spelen. Vervolgens vliegen de vogels naar andere oorden waar zij de opgegeten zaden uitpoepen. Een andere strategie van planten is het produceren van zaden die blijven haken aan de huid, vacht of veren van passerende dieren. Denk maar aan de klitplanten (genus Arctium) waarvan de ronde zaaddozen vaak aan broekspijpen blijven haken tijdens een ontspannende wandeling door de natuur. Felipe Osorio-Zuñiga, een ecoloog die werkt in de Royal Botanical Garden van Edinburgh, ontdekte samen met enkele collega’s een nieuw verspreidingsmechanisme bij mossen.
Mossen verspreiden hun sporen meestal via de wind of het water. Er zijn gevallen bekend van dieren, zoals mijten, mieren, wantsen en slakken, die de sporen over een korte afstand verplaatsen. Maar mossen in het Zuid-Amerikaanse Chili krijgen hulp uit een zeer onverwachte hoek: kolibries (Sephanoides sephanoides) gebruiken de mossen als nestmateriaal. En deze vogels blijken zeer kieskeurig te zijn, de nesten bestaan uit slechts enkele mossoorten (en een enkele varensoort). En niet onbelangrijk voor de mossen, de kolibries geven de voorkeur aan stukjes mos met voorplantingsstructuren (zogenaamde sporangiën).
De mossen halen duidelijk een voordeel uit het gedrag van de kolibries. Hun sporen worden over een grote afstand verspreid. Maar de onderzoekers suggereren dat ook de kolibries baat hebben bij het verzamelen van mos. Wanneer ander nestmateriaal schaars is, kunnen zij altijd gebruik maken van het overvloedig aanwezige mos. Een relatie tussen twee organismen die voor beiden voordelig is, wordt mutualisme genoemd. Of dit gedrag ook echt als mutualisme beschouwd kan worden, is nog onzeker. Maar deze hypothese zal zeker getest worden.
Jente Ottenburghs (1988) heeft sinds zijn Master Evolutie en Gedragsbiologie aan de Universiteit van Antwerpen een brede interesse voor evolutionaire biologie. Sinds mei 2012 werkt hij als PhD-student bij de Resource Ecology Group aan de Universiteit van Wageningen. Meer informatie over zijn onderzoek vindt u hier. En neem ook eens een kijkje op zijn blog waarop – hoe kan het ook anders – de evolutie eveneens centraal staat.