Heel bijzondere nieuwe insectensoort ontdekt in ‘gekkengoud’

Een nieuwe insectensoort, die kom je niet elke dag tegen. En dan ook nog in de vorm van een gouden fossiel van 450 miljoen jaar oud. Oxford-wetenschappers hebben het diertje ontdekt in een stukje ‘fool’s gold’, oftewel pyriet.

Dat is ook de reden dat de Lomankus edgecombei – hij is vernoemd naar meneer Edgecombe, een geleedpotigenexpert van het Londense Natural History Museum – zo goed is geconserveerd. Hoofdonderzoeker Luke Parry vertelt: “Behalve dat de fossielen een prachtige, opvallend gouden kleur hebben, zijn ze ook uitzonderlijk goed bewaard gebleven. Het lijkt wel alsof ze zo kunnen opstaan en weglopen.”

Groot aanhangsel
Maar de nieuwe vondst is niet zomaar een geleedpotige, hij behoort tot de megacheira, een iconische diergroep met een groot uitsteeksel aan de voorkant van hun lichaam om prooien te vangen. In het Cambrium (538 tot 485 miljoen jaar geleden) waren er heel veel van en vormden ze een heel diverse diergroep, maar er werd altijd gedacht dat ze tegen het volgende tijdperk, het Ordovicium (485 tot 443 miljoen jaar geleden) zo ongeveer waren uitgestorven. Dit fossiel bewijst het tegendeel.

Ook biedt het meer inzicht in hoe geleedpotigen, waartoe ook spinnen, duizendpoten en insecten behoren, de uitsteeksels op hun hoofd ontwikkelden. Denk aan de voelsprieten van insecten, maar ook de scharen van schorpioenen. Het begon met een of meer paar ‘poten’ aan de voorkant van hun lichaam, waarmee ze hun omgeving konden waarnemen of prooi konden vangen.

Plaatje 1 en 3 zijn foto’s van de kop van het fossiel, plaatje 2 en 4 zijn 3D-modellen. Afbeelding: Luke Parry (foto’s), Yu Liu, Ruixin Ran (3D-modellen).

Het geheim van hun succes
“Vandaag de dag zijn er meer soorten geleedpotigen dan welke andere groep dieren op aarde dan ook. Een deel van het geheim van hun succes zit in hun aanpasbare kop en de bijbehorende uitsteeksels, die zich hebben aangepast aan verschillende uitdagingen als een soort biologisch Zwitsers zakmes”, aldus Parry.

Hoewel andere megacheira hun grote aanhangsel gebruikten om prooien te vangen, zijn bij Lomankus de typische klauwen sterk verkleind tot drie lange, flexibele zweepachtige uitsteeksels aan het uiteinde. Dit duidt erop dat Lomankus ze gebruikte om de omgeving waar te nemen en niet om dieren te vangen. Hij had dus een heel andere levensstijl dan zijn oudere verwanten uit het Cambrium. In tegenstelling tot de andere soorten lijkt Lomankus ook geen ogen te hebben. Vermoedelijk vertrouwde hij op zijn voorste aanhangsel om voedsel te vinden in de donkere, zuurstofarme omgeving waarin hij leefde.

“Lomankus laat zien dat de megacheira zich ook lang na het Cambrium bleven diversifiëren en evolueren, waarbij het voorheen angstaanjagend grote aanhangsel later een totaal andere functie vervulde”, vervolgt Parry.

Diepe, duistere omgeving
Het fossiel lijkt een soort tussenvorm. Medeonderzoeker professor Yu Liu van de Yunnan University legt uit: “Deze prachtige nieuwe fossielen laten een zeer duidelijke schaal zien aan de onderkant van het hoofd, waar de mond zit, geflankeerd door de grote aanhangsels. Dit is erg vergelijkbaar met de kop van de megacheira uit het vroege Cambrium in China, behalve dat ogen ontbreken, wat erop wijst dat Lomankus waarschijnlijk in een diepere en donkerdere omgeving leefde dan zijn Cambrium-verwanten.”

De vorm van de kop lijkt bovendien op die van levende geleedpotigen. Het grote aanhangsel is dus waarschijnlijk het equivalent van de voelsprieten van insecten en de bek van spinnen en schorpioenen.

Beroemde trilobietenbedding
Het fossiel werd gevonden in het beroemde Beecher’s Trilobite Bed, een rotslaag in de staat New York met meerdere trilobieten die heel goed bewaard zijn gebleven. De dieren leefden er in een vijandige, zuurstofarme omgeving. Daardoor kon pyriet delen van hun lichaam vervangen nadat ze in sediment waren begraven. Dit resulteert in spectaculaire gouden 3D-fossielen. Pyriet wordt ook wel fool’s gold of gekkengoud genoemd, omdat het enigszins lijkt op goud en door goudzoekers dan ook weleens voor het edelmetaal werd aangezien. Het is een heel dicht mineraal. Daarom kunnen fossielen uit deze laag worden gescand met CT-technologie. Daarmee worden duizenden röntgenbeelden gemaakt, terwijl het fossiel roteert, waardoor het driedimensionaal kan worden gereconstrueerd.

“Deze bijzondere fossielen tonen aan hoe de snelle vervanging van anatomische structuren door pyriet, voordat ze vergaan – een kenmerkend aspect van Beecher’s Trilobite Bed – cruciaal bewijs levert voor de evolutie van het leven in de oceanen 450 miljoen jaar geleden”, besluit professor Derek Briggs van Yale University.

De geleedpotigen
De geleedpotigen worden ook wel arthropoda genoemd. Het zijn koudbloedige, ongewervelde dieren met een exoskelet en poten, die uit meer delen bestaan, vandaar hun naam. Zeker 80 procent van alle bekende soorten zijn geleedpotigen. Daarmee vormen ze verreweg de grootste stam in het dierenrijk. Ze bestaan grofweg uit vier groepen: insecten, spinachtigen, duizendpotigen en kreeftachtigen. En dan zijn er nog de trilobieten, maar die zijn uitgestorven. Het lichaam van geleedpotigen bestaat uit segmenten van chitine en vaak calciumcarbonaat. Eens in de zoveel tijd vervangen ze hun exoskelet, wat vervelling wordt genoemd.

Bronmateriaal

"A pyritized Ordovician leanchoiliid arthropod" - Current Biology
Afbeelding bovenaan dit artikel: Xiaodong Wang

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd