Zelfs tien maanden nadat ze het loodje hebben gelegd, kunnen mannelijke guppy’s nog vader worden. Dat hebben wetenschappers ontdekt. De dode mannetjes leveren daarmee nog een belangrijke bijdrage aan de groei van de populatie.
De onderzoekers bestudeerden guppy’s die tot de soort Poecilia reticulate behoren. Ze vingen een aantal van deze guppy’s, zetten mannetjes en vrouwtjes bij elkaar, lieten ze paren en keken wat er gebeurde.
Tot hun verbazing klopte de verhouding tussen het aantal vaders en het aantal jongen al snel niet meer. Pas toen de onderzoekers ook de vaders die gedurende het experiment reeds het loodje hadden gelegd, meetelden, veranderde dat. Blijkbaar leverden de dode vaders ook nog een bijdrage aan de groei van de populatie, zo stellen de onderzoekers in het blad Proceedings of the Royal Society B.
Vrouwelijke guppy’s leven doorgaans langer dan de mannetjes. Tegelijkertijd kunnen de vrouwtjes het sperma van mannetjes opslaan. Hierdoor was het mogelijk dat het zaad van mannetjes lang na hun dood nog leidde tot een bevruchting en jongen. En dat was heus geen uitzonderlijke situatie: een significant deel van de dode mannetjes bleek nog jongen te krijgen. “Ze konden tot tien maanden na hun dood nog vader worden,” zo schrijven de onderzoekers in hun paper. “Dat is meer dan twee keer de geschatte generatietijd (zie kader, red.).”
Daarmee leveren dode mannetjes nog een belangrijke bijdrage aan de groei van de populatie. En dat allemaal dankzij de opslag van sperma. Met name in perioden waarin de mannetjes schaars zijn en/of de genetische diversiteit in het bijzonder hoog moet worden gehouden, kan dat wel eens de redding van een groep guppy’s zijn.