Grote baleinwalvissen krijgen vaker dochters dan zonen

Langere baleinwalvismoeders krijgen relatief vaker dochters dan zonen. Dat blijkt uit een omvangrijke studie onder leiding van de University of Washington, die daarmee ingaat tegen de Trivers–Willard-hypothese.

De Trivers–Willard-hypothese stamt uit 1973 en stelt dat fitte moeders er evolutionair baat bij hebben om zonen te krijgen, omdat die – als ze later óók groot en sterk zijn – veel nakomelingen kunnen verwekken. De onderzoekers zien echter het tegenovergestelde patroon bij vinvissen (de groep waartoe onder meer bultruggen behoren). Bij langere vrouwelijke bultruggen was de kans op een vrouwtjeskalf 77% hoger; bij de Noordse vinvis liep dat op tot wel 99%. De resultaten verschenen in Proceedings of the Royal Society B Biological Sciences.

Hypothese

Het meeste bewijs voor de hypothese kwam tot nu toe van landzoogdieren, zoals edelherten en elk, en vaak uit relatief kleine datasets. Onderwater lijkt het verhaal anders te liggen. Bij baleinwalvissen loont het voor grote moeders juist meer om een dochter te krijgen, concluderen de onderzoekers. “De vraag die we wilden beantwoorden was: als je in goede conditie bent – lekker groot en vet – en je gaat een groot, gezond kind krijgen dat zal overleven en zelf reproduceren, wil je dan dat dat kalf een mannetje of een vrouwtje is?” zegt promovendus Zoe Rand. Het antwoord, op basis van honderdduizenden datapunten: vaker een vrouwtje.

Om tot die conclusie te komen doken de wetenschappers in historische walvisvaardata. In Noorwegen werd al in het begin van de 20e eeuw wettelijk vastgelegd dat vangsten gedetailleerd moesten worden geregistreerd. Vanaf de jaren dertig gold die plicht internationaal. Per dier noteerden (veld)biologen lengte, geslacht en drachtstatus; bij drachtige dieren werd ook het geslacht en de lengte van de foetus vastgelegd. “We hebben een enorm gegevensbestand met honderdduizenden datapunten – iets wat voor bijna geen enkele andere wilde populatie bestaat,” zegt Trevor Branch, hoogleraar aan de School of Aquatic and Fisheries Sciences.

Vetreserves

In totaal analyseerde het team gegevens van meer dan 100.000 walvissen uit zeven vinvissoorten. Voor de statistische analyses werd gekeken naar foetussen van circa 90 centimeter en langer (ongeveer 3 voet), omdat het geslacht dan betrouwbaar is vast te stellen. Als de Trivers–Willard-hypothese waar zou zijn voor vinvissen zou het aandeel mannetjesfoetussen licht moeten stijgen met de lengte van de moeder. In plaats daarvan vonden de onderzoekers een dalende trend: naarmate moeders langer waren, nam het aandeel mannetjes af.

De biologische logica daarachter lijkt te liggen in de extreem hoge energiekosten van zwangerschap en zoogtijd bij walvissen. Veel soorten paren op plekken waar weinig voedsel is; moeders teren dan op vetreserves om zichzelf én hun jong te onderhouden. Grote moeders hebben grotere reserves en kunnen grote dochters voortbrengen, die later zelf uitgroeien tot lange, fitte moeders met een hoog reproductief potentieel.

“Voor onze zoogdierbreinen is het misschien een beetje verwarrend,” zegt Rand. “Maar insecten zoals bijen en mieren hebben veel controle over het geslacht van hun nakomelingen, dus het is niet helemaal verrassend dat zoogdieren misschien ook íéts van controle hebben.” Hoe zoogdieren dat dan precies zouden doen is overigens nog een compleet raadsel; de studie laat wel zien dat de uitkomst – relatief meer dochters bij lange moeders – consistent is bij vinvissen.

Walvisvaart

De bevindingen hebben mogelijk gevolgen voor hoe we naar populaties van grote walvissen kijken en hoe we ze beschermen. Onderzoek suggereert dat verschillende walvissoorten de laatste decennia kleiner worden. Als vrouwelijke dieren daardoor gemiddeld korter worden, kan dat doorwerken in de geslachtsverhouding van kalveren, met mogelijke effecten op populatiegroei en -herstel.

Tegelijk is voorzichtigheid geboden: de nieuwe analyse is gebaseerd op historische data uit de commerciële walvisvaart, die ondanks hun ongekende schaal beperkingen kennen. Verdere studie is nodig om de precieze oorzaken te ontrafelen en om te toetsen hoe breed deze patronen gelden. Zoals Rand het samenvat: “Voorheen gold de aanname: als er man-mancompetitie om paringen is krijgen grotere moeders vaker zonen. Ons werk laat zien dat je die aanname niet zomaar kunt doen, omdat er óók een voordeel is om als vrouwtje groot te zijn.”

Bronmateriaal

"Longer rorqual whale mothers produce more female offspring" - University of Washington
Afbeelding bovenaan dit artikel: "Andrea Holien"

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd