Groot verschil tussen arm en rijk? Dan kún je het minimumloon verhogen. Maar dat wil gek genoeg niemand

Stel je voor: je hoort dat de rijken steeds rijker worden, terwijl je merkt dat de armen nauwelijks kunnen rondkomen. Je zou denken dat zo’n welvaartskloof automatisch leidt tot brede publieke steun voor het verhogen van de minimumlonen. Maar niets is minder waar.

Grote inkomensverschillen zorgen er juist voor dat mensen mínder geneigd zijn om het minimumloon te willen verhogen. Hoe is dat mogelijk? We redeneren onbewust dat de manier waarop de lonen nu zijn verdeeld, de manier is waarop het hoort. Dit blijkt uit nieuw psychologisch onderzoek van de State University of New York en de Franse handelshogeschool INSEAD. Het internationale team analyseerde gegevens van meer dan 130.000 protesten in de VS en voerde acht verschillende experimenten uit om deze psychologische dwaling te begrijpen. Wat ze ontdekten: in regio’s met veel inkomensongelijkheid kwamen mensen juist mínder vaak in opstand tegen economische onrechtvaardigheid. Protesten voor een hoger minimumloon trokken minder mensen of kwamen helemaal niet van de grond.

Volgens hoofdonderzoeker Asher Lawson is de oorzaak een denkfout die ‘is-to-ought reasoning’ wordt genoemd. “Als de inkomensongelijkheid groot is, concluderen mensen dat dit niet alleen zo ís, maar ook zo hóórt te zijn”, zegt hij. “Ze zien de rijkdom van de een en de armoede van de ander als logisch of zelfs verdiend. Ook al is het oneerlijk.”

De denkfout van progressieven
In aanvullende experimenten kregen deelnemers informatie te zien over denkbeeldige samenlevingen met verschillende niveaus van ongelijkheid. Opvallend genoeg groeide de steun voor lagere minimumlonen naarmate de ongelijkheid groter werd. Ze vonden dan ook dat mensen met lage inkomens ‘terecht’ minder konden kopen.

Zelfs progressieve deelnemers tuinden met boter en suiker in deze denkfout. “Conservatieven waren consequent in hun steun voor lagere minimumlonen, hoe de inkomensverdeling er ook uitzag”, zegt onderzoeker Daniela Goya-Tocchetto. “Maar progressieven pasten hun oordeel aan op basis van de getoonde ongelijkheid. Juist daardoor raakten ook zij verstrikt in de ‘is-to-ought’-denkwijze.”

Ver onder armoedegrens
De resultaten van het onderzoek zijn verrassend, zeker in een land als de VS waar het landelijke minimumloon sinds 2009 (!) niet is verhoogd. Met 7,25 dollar per uur (omgerekend zo’n 6,40 euro) verdient een fulltime werkende nog geen 15.100 dollar per jaar (zo’n 13.300 euro), ver onder de armoedegrens. Toch lijkt de kennis over deze enorme loonkloof niet automatisch tot actie te leiden. Sterker nog: het benadrukken van hoe groot de ongelijkheid is, kan averechts werken, waarschuwen de onderzoekers. “Het risico bestaat dat je de ongelijkheid daarmee juist normaliseert”, aldus Lawson.

Maar er is hoop. In een laatste experiment mochten de deelnemers zelf de inkomensverdeling van hypothetische samenlevingen aanpassen. Die groep bleek veel minder gevoelig voor de denkfout: ze steunden hogere minimumlonen, hoe groot de ongelijkheid in de samenleving ook was. De les die we hieruit kunnen trekken, is dat er ruimte voor verandering ontstaat als we mensen laten nadenken over hoe de samenleving kan zijn, in plaats van hoe die nu is. Bij campagnes voor een hoger minimumloon moeten we dan ook minder hameren op hoe erg de situatie nú is en meer aandacht hebben voor wat er allemaal mogelijk is. Want pas als we geloven dat het anders kan, willen we ook dat het anders wordt.

Bronmateriaal

"Income Inequality Depresses Support for Higher Minimum Wages" - Journal of Experimental Psychology
Afbeelding bovenaan dit artikel: Paul De Vota / Pexels

Fout gevonden?

Interessant voor jou

Voor jou geselecteerd