Glasvleugelvlinders worden opnieuw op de kaart gezet – en dat leidt tot een bijzondere ontdekking

Met hun doorzichtige vleugels en opvallende kleuren stelen glasvleugelvlinders overal de show. Toch is er een probleem: welke soorten zijn nu eigenlijk het nauwst aan elkaar verwant? Hoog tijd dus voor een herindeling en die levert een bijzondere ontdekking op.

Een nieuw onderzoek heeft wederom bewezen dat je niet per se het veld in hoeft om nieuwe soorten te ontdekken. Zo heeft een internationaal team uit Centraal- en Zuid-Amerika de evolutionaire stamboom van de glasvleugelvlinder onder de loep genomen – en daarbij zes nieuwe ondersoorten gevonden. Daarnaast is ontdekt dat sommige glasvleugelvlinders soortgenoten kunnen ruiken door middel van feromonen, waardoor ze geschikte partners makkelijker kunnen identificeren. Het onderzoek is gepubliceerd in Proceedings of the National Academy of Sciences (PNAS).

Wie is wie?
De motivatie voor het onderzoek is duidelijk: er zijn inmiddels meer dan 400 verschillende soorten die allemaal sterk op elkaar lijken. Om hier nu voor eens en altijd helderheid in te krijgen, besloot het team om alle genomen van twee glasvlindergeslachten volledig in kaart te brengen: Mechanitis en Melinaea.

Bioloog Eva van der Heijden werkte mee aan dit onderzoek: “Glasvleugelvlinders zijn een erg adaptieve groep insecten die al 150 jaar lang worden bestudeerd. Tot nu toe waren er echter geen goede genetische bronnen beschikbaar, waardoor verschillende soorten moeilijk te identificeren waren – en het is lastig iets te volgen of monitoren dat je niet gemakkelijk kunt identificeren. Met deze nieuwe evolutionaire stamboom hopen we biodiversiteits- en natuurbehoudonderzoek een duwtje in de rug te geven.”

Een nieuwe stamboom
De gevolgen van deze nieuwe stamboom zijn aanzienlijk. Dat heeft alles te maken met het vermogen van de glasvleugelvlinder om heel snel veel nieuwe soorten te produceren. Het team van Van der Heijden heeft in dat kader iets bijzonders ontdekt: het aantal chromosomen verschilt onderling enorm.

Hoewel de meeste soorten dezelfde genen delen, zijn deze genen bij elke soort anders verpakt. Sommige soorten hebben genoeg aan 13 chromosomen, terwijl andere er wel 28 hebben. Voor de voortplanting is het belangrijk dat de genen exact overeenkomen, omdat het nageslacht anders steriel blijft en dus onvruchtbaar is. Het team ontdekte bovendien dat elke ondersoort zijn eigen feromonen aanmaakt op basis van de aanwezige chromosomen, wat kort gezegd betekent dat glasvleugelvlinders van dezelfde ondersoort elkaar makkelijker kunnen herkennen.

Ook bioloog Caroline Bacquet werkte mee aan het onderzoek. Zij zegt: “Nu we de referentiegenomen hebben van Mechanitis en Melinaea, kunnen we beter onderzoeken hoe zij zich hebben aangepast aan het samenleven met zoveel andere soorten. Daarnaast kunnen we nu bij specifieke soorten op zoek naar patronen en verschillen, wat het tijdens veldwerk makkelijker maakt om te bepalen met welke soort we te maken hebben.”

Bronmateriaal

Fout gevonden?

Interessant voor jou

Voor jou geselecteerd