Geen echte beeldenstorm, maar wel een frisse beeldenbries in Nederland

Geschrokken kijken de immer nuchtere en rationele Nederlanders naar de vernielde en neergehaalde standbeelden in omringende landen, terwijl de media schreeuwen over de beeldenstorm. Moeten we in paniek raken?

“Voorlopig niet,” meent professor Lotte Jensen aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Jensen is hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis en houdt zich onder meer bezig met de Nederlandse identiteitsvorming. “In de Verenigde Staten, België en Groot-Brittannië is de situatie anders. Daar worden standbeelden daadwerkelijk onthoofd en neergehaald. Dat is in Nederland niet het geval. Gelukkig maar, wil ik daaraan toevoegen. Er is wel sprake van bekladding van en kritiek op enkele beelden. Dat zou ik geen beeldenstorm willen noemen.’”

Slavenhandelaren bijten in het stof
In het Verenigd Koninkrijk laat de belangengroep Black Lives Matters danig van zich horen. Zo is de bronzen versie van de beruchte slavenhandelaar Edward Colston inmiddels al letterlijk door het stof gegaan en ook een beeld van de slaveneigenaar Robert Milligan zal niet meer op het passerend publiek neerkijken. Tevens maakte de gemeente Oxford bekend een beeld van de fanatieke koloniale bezetter Cecil Rhodes maar eens van de sokkel te zullen halen. En zo liggen er nog honderden andere standbeelden onder vuur in Groot-Brittannië alleen al.

Een onvergelijkbare situatie, stelt Jensen. “We hebben sowieso niet de standbeeldencultuur in Nederland, die in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië wel heerst. Je kunt daar inderdaad wel spreken over een beeldenstorm. Misschien niet zo letterlijk en misschien ook niet als de verspreidende olievlek waaraan je denkt bij een beeldenstorm, maar ik snap de associatie wel in die landen. Er is een verlengde beweging, een belangengroep, die een strijd wil uitdragen en die strijd ook voert tegen symbolen van hetgeen zij bevechten. Beeldenstorm is een rekkelijk begrip natuurlijk, maar hier en nu zijn we vooralsnog kritisch aan het kijken of sommige standbeelden nog wel gepast zijn.”

Omstreden Jan Pieterszoon Coen
“Die discussie centreert zich vooral rond het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen, voormalig VOC gouverneur-generaal. Dat is echt wel een omstreden man, waarbij ik me kan voorstellen dat mensen zich niet meer comfortabel voelen om die te eren met een standbeeld. Dat beeld hoort inmiddels inderdaad misschien meer in een museum thuis. Incidentele bekladding en de discussie om dit soort beelden van zeer specifieke figuren in de geschiedenis, suggereert nog geen beeldenstorm.”

Jan Pieterszoon Coen begon zijn carrière als onderkoopman op een VOC-schip en schopte het uiteindelijk tot gouverneur-generaal van de VOC. Zijn verschillende promoties binnen de Vereenigde Oostindische Compagnie onthullen dat men in die tijd diep onder de indruk was van Coen. Vandaag de dag wordt er heel anders tegen zijn persoon aangekeken, niet in de laatste plaats vanwege zijn harde optreden op de Banda-eilanden. Omdat het de VOC maar niet lukte om de Bandanezen ertoe te bewegen hun kostbare specerijen enkel aan de VOC te verkopen, werd er onder leiding van Coen in 1621 een strafexpeditie naar Banda ondernomen. Het liep uit op een genocide. Van de 15.000 bewoners waren er na afloop van de strafexpeditie nog maar 1000 over. De rest was gedood of gevlucht of als slaaf naar Batavia afgevoerd. Het leverde Coen de bijnaam ‘Slachter van Banda’ op. Afbeelding: een schilderij van Jacques Waben, uit het begin van de zeventiende eeuw.

De discussie rondom de gepastheid van standbeelden is niet onlogisch, volgens de cultuurhistorica. “Het is heilzaam en gezond als mensen kritisch kijken naar de totstandkoming van een standbeeld. De geschiedenis is nooit af. De tijdsgeest verandert en inzichten ook. Dat is belangrijk en hoort bij de gezonde maatschappij. Als inzichten nooit veranderden, hadden we bijvoorbeeld ook geen studerenden vrouwen gehad. Dat de tijdsgeest verandert, is maar goed ook. We zijn nu dus kritisch aan het kijken of we sommige standbeelden nog wel gepast vinden. Daarin brengen we nuances. Wat voor type persoon hebben we geëerd met een standbeeld? Op wiens initiatief was dat en wie heeft ervoor betaald? In welke tijd kwam het beeld tot stand en past dat allemaal nog wel in deze tijd? Bij de maatschappij die we nu hebben? Dat zijn allemaal kritische, maar valide vragen die we onszelf mogen stellen.”

Kleinere beeldenstormpjes niet vreemd in Nederland
Ook professor Caribbean History dr. Alex van Stipriaan Luïscius van de Erasmus Universiteit Rotterdam ziet de legitimiteit van de vragen die we onszelf stellen. “Beeldenstorm of beeldenbriesje? Dat is de vraag bij de huidige discussie, plus enkele fysieke acties met betrekking tot symbolen van het Nederlands koloniaal en slavernijverleden. De grootste beeldenstorm in Nederland was die van 1566, toen grote menigtes van gewone burgers én aristocraten alle katholieke symbolen verwijderden en vernielden uit hun omgeving, die hen maar voor handen kwamen. Kleinere beeldenstormpjes zijn er ook altijd wel geweest. Zoals die tegen communistische symbolen na de Russische inval in Hongarije in 1956.”

“Je weet nooit wat de einduitkomst is van een beeldenstorm”

Stalinlaan werd Vrijheidslaan
“Na 1566 tot de dag van vandaag is de katholieke symboliek niet verdwenen in Nederland, maar er is wel een heel andere cultuur dominant geworden. Vanaf eind negentiende eeuw werden de katholieken weer een macht van betekenis en sinds een halve eeuw of zo is er sprake van oecumene. Het beeldenstormpje in 1956 heeft er niet toe geleid dat communistische symboliek verdween uit Nederland. Wel werd onder meer in Amsterdam de Stalinlaan omgedoopt in Vrijheidslaan. Voor de rest bracht het communisme zichzelf om zeep. Je weet dus nooit wat en wanneer de einduitkomst is van een beeldenstorm, noch wat de windkracht is, als de storm zich nog aan het ontwikkelen is.”

Bries met stormkracht?
“Ik vermoed dat Nederland nog in de bries zit, maar dat er wel iets valt te zeggen over de eventuele stormkracht en welke contextfactoren daarbij een rol zullen spelen. Wat als er inderdaad de komende jaren een forse economische crisis toeslaat en net als bij de vorige crisis zwarte Nederlanders, en zeker jongeren, weer twee, drie tot vier maal hogere werkloosheid te verwerken krijgen dan witte Nederlanders? Na bijna vier eeuwen kolonialisme, is dit land langzaam begonnen aan een proces van dekolonisatie in eigen huis. Dat is een moeizaam, pijnlijk en langdurig proces van kritische zelfreflectie, dat heel veel mensen niet uit zichzelf aangaan, want ‘het ging toch allemaal goed zo?’. Er zijn daarom soms harde prikkels nodig om zo’n proces op gang te brengen en gaande te houden, want in één generatie ben je er niet. Beeldenstormen horen tot zulke prikkels. Dat geldt voor de acties tegen Zwarte Piet en het geldt ook voor symbolen die kolonialisme en de geschiedenis van kolonialisme, slavernij en racisme verheerlijken.”


Zelfs Winston Churchill staat tegenwoordig nogal wankel op zijn voetstuk.. Afbeelding: Capri23auto via Pixabay.

Symboolfunctie klopt niet meer
“Beelden, in de zin van standbeelden en monumenten, hebben als voornaamste functie een verhaal te symboliseren en eventueel de publieke ruimte mooier te maken. Als het verhaal of de interpretatie waar het voor staat, niet meer klopt en zelfs aanstootgevend en buitensluitend is, dan verliezen ze hun functie. Zeker als ze in de publieke ruimte staan. Of zelfs publieke ruimte vormen, zoals namen van straten en bouwwerken, en ze ook nog met publieke gelden worden onderhouden. Dan mogen ze weg, aangepast, vervangen door iets anders, of welk alternatief dan ook. Bovendien, veel van die beelden werden al heel lang, door heel velen niet meer opgemerkt, noch esthetisch gewaardeerd. Pas nu ze mikpunt zijn, bestaan ze weer. Net als met Zwarte Piet, die het steeds meer begon af te leggen tegen de kerstman, totdat hij langzamerhand onder kritiek kwam te staan,” aldus Van Stipriaan Luïscius.

Hoewel ook Jensen de hedendaagse discussie rond standbeelden in Nederland begrijpt, geeft zij wel aan dat er risico’s aan verbonden zijn. “Er is wel een gevaar, namelijk dat we de nuance verliezen in de discussie. We moeten er wel voor waken dat we die bewaren en niet alle Nederlandse symbolen op één hoop gaan gooien. Dan hebben we ook over Piet Heijn, Michiel de Ruiter. Gooien we die ook overboord? We moeten de standbeelden wel blijven zien, vanuit de tijdsgeest waarin ze werden opgericht. Als we de nuance verliezen, blijft niemand overeind staan.”

Bronmateriaal

Interviews met Prof. dr. A. van Stipriaan Luïscius, Caribbean History, Erasmus Universiteit Rotterdam en Prof. dr. L.E. Jensen, Nederlandse Taal en Cultuur, Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen
Afbeelding bovenaan dit artikel: Momentmal via Pixabay

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd