Gedragstherapie werkt beter als je daarna gaat sporten

Een posttraumatische stressstoornis is goed te behandelen met therapie. Maar wil je het effect nog een beetje verbeteren dan helpt het om er daarna een sportsessie in te knallen. 

Een veelgebruikte behandelmethode voor PTSS en andere angststoornissen is exposuretherapie, ook wel confrontatie- of blootstellingstherapie genoemd. Maar de helft van alle patiënten reageert er niet of nauwelijks op. Daar hebben Australische onderzoekers mogelijk iets op gevonden: een korte cardiotraining na de therapiesessie. Zes maanden na het einde van een blok van negen wekelijkse behandelingen was er een grotere afname van de PTSS-klachten te zien bij degenen die nadien een cardiotraining deden dan bij de controlegroep.

Cardio versus stretchen
In een dubbelblind onderzoek kregen 130 volwassenen met PTSS negen confrontatietherapiesessies van 90 minuten en moest de ene groep nadien tien minuten intensief sporten, terwijl de andere groep rustig ging stretchen. Een week na het einde van de therapiesessies was er geen verschil te zien in PTSS-klachten tussen de groepen, maar na een half jaar wel degelijk. Blijkbaar hebben de psychische voordelen van het intensieve sportblokje wat tijd nodig om zich te ontwikkelen, schrijven de onderzoekers in The Lancet.

“Het doel van exposuretherapie bij de behandeling van PTSS is niet om een slechte ervaring uit het verleden te ‘ontleren’, maar om iets nieuws te leren dat het oude idee ‘overschrijft’”, legt professor Richard Bryant uit. Een patiënt wordt meerdere keren geconfronteerd met prikkels die hij altijd met het trauma heeft geassocieerd, maar koppelt dit in de hulpverleningssetting met een nieuw gevoel van veiligheid.

Slechte associaties ‘overschrijven’
Een persoon die seksueel geweld heeft meegemaakt, kan bijvoorbeeld enkele van de prikkels die aanwezig waren op het moment van het trauma – zoals nachtelijke activiteiten, seksuele activiteit of de geur van aftershave – associëren met bedreiging. Blootstellingstherapie concentreert zich op deze triggers en legt uit aan de patiënt dat ze geen bedreiging vormen, in de hoop dat na herhaalde confrontatie met de prikkels een meer positieve associatie is ingebed in de hersenen van de patiënt.

“Eerdere studies hebben bewezen dat een korte cardiotraining nuttig kan zijn, omdat die oude associatiepatronen als het ware uitdooft bij ratten en vervangt door nieuwe connecties. Er is aangetoond dat eenzelfde proces ook onder experimentele omstandigheden bij mensen kan ontstaan”, zegt Bryant. Maar deze theorie was tot nu toe nog niet getest in de praktijk. Het team denkt dat korte, intense sportoefeningen de aanmaak van een bepaalde stof in de hersenen stimuleren, de zogeheten Brain-Derived Neurotrophic Factor (BDNF).

Synaptische plasticiteit
“We denken dat een korte sportsessie de synaptische plasticiteit – het vermogen van twee zenuwcellen om van sterkte te veranderen – in de hersenen bevordert, wat erg belangrijk is voor het leerproces. Als het lukt om de BDNF in het brein verder te activeren in combinatie met exposuretherapie, dan zou dat in theorie moeten leiden tot een betere uitdoving van de negatieve associaties”, aldus de onderzoeker.

Het is volgens Bryant de eerste keer dat de voordelen van cardiotraining in combinatie met exposuretherapie in een klinische setting zijn aangetoond. Hij is aangenaam verrast door de resultaten, maar waakt voor teveel enthousiasme. “De studie zal nog een aantal keren moeten worden herhaald voordat we deze combinatietherapie kunnen aanbevelen voor de behandeling van PTSS of andere psychische aandoeningen. Ik zou heel graag willen benadrukken dat onze studie de eerste is die dit positieve effect bij de behandeling van een angststoornis heeft aangetoond en ik denk niet dat we er al te opgewonden van moeten raken”, aldus Bryant.

Bemoedigend
Er is op dit moment in Melbourne een groot onderzoek gaande dat de methode van Bryant en zijn team herhaalt, iets waar hij erg blij mee is. “Je hebt altijd meerdere onderzoeken nodig om echt vertrouwen te krijgen in de conclusies die uit een wetenschappelijke studie voortvloeien. Dus ik zeg zeker niet tegen alle patiënten dat ze direct na hun exposuretherapie naar buiten moeten rennen en intensief moeten gaan sporten, omdat ik denk dat dit een voorbarige conclusie is na één betrekkelijk klein onderzoek. Maar dat gezegd hebbende, onze uitkomsten zijn zeer bemoedigend”, besluit Bryant.

Bronmateriaal

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd