In 2004 stelden onderzoekers dat ze een nieuwe mensensoort hadden ontdekt: Homo floresiensis. Maar nieuw onderzoek stelt nu dat het helemaal geen nieuwe mensensoort is. Het is een mens die het Syndroom van Down had.
Homo floresiensis werd in 2004 aangekondigd als een heel belangrijke ontdekking die meer inzicht zou geven in de evolutie van de mens. De conclusie dat er een nieuwe mensensoort was ontdekt, was gebaseerd op de vondst van resten van één mensachtige: LB1. De resten werden ontdekt in een grot op het Indonesische eiland Flores.
Anatomische kenmerken
LB1 – die ongeveer 15.000 jaar geleden leefde – had volgens de onderzoekers verschillende anatomische kenmerken die deze overduidelijk van de mensachtigen die we reeds kenden, onderscheidden. Denk aan een uitzonderlijk kleine schedel (66 procent kleiner dan de schedel van de moderne mens) en heel korte dijbenen waardoor deze net één meter lang was. Dat laatste leverde de nieuwe mensensoort de bijnaam ‘hobbit’ op.
Omstreden
Andere wetenschappers omarmden de ontdekking van H. floresiensis niet zomaar. De conclusie dat een nieuwe mensensoort was ontdekt, was omstreden. Want waren de resten wel van een nieuwe mensensoort? Ging het niet gewoon om de resten van een mens met een verstoorde ontwikkeling? Een internationaal team van onderzoekers stelt nu dat al die kritische reacties terecht waren. Homo floresiensis is geen nieuwe mensensoort. Het is een mens met een verstoorde lichamelijke ontwikkeling die bovendien diverse kenmerken vertoont die doen denken aan het Syndroom van Down.
Schedel
Ten eerste stellen de onderzoekers dat de wetenschappers die H. floresiensis ontdekten de omvang van de schedel onderschat hebben. Nieuwe metingen onthullen dat het volume niet beperkt blijft tot zo’n 380 milliliter (oftewel minder dan één derde van het brein van de moderne mens). Het brein van LB1 zou een volume van ongeveer 430 milliliter hebben. “Die verandering is significant,” stelt onderzoeker Robert B. Eckhardt. Hij wijst er bovendien op dat mensen met het Syndroom van Down die tegenwoordig in dit gebied wonen, een vergelijkbaar hersenvolume kunnen hebben.
Dijbenen
De conclusie dat H. floresiensis ongeveer iets meer dan een meter hoog was, was gebaseerd op een extrapolatie. De onderzoekers lieten zich daarbij leiden door de korte dijbeenderen van LB1. Maar ook die korte dijbeenderen en daaruit voortvloeiende beperkte lengte, bewijst volgens de onderzoekers niet dat het om een nieuwe mensensoort gaat. Ze wijzen erop dat ook mensen met het Syndroom van Down kortere dijbenen hebben. “De kenmerken die in het oorspronkelijke onderzoek worden aangehaald zijn niet zo zeldzaam dat ze de uitvinding van een nieuwe mensensoort rechtvaardigen.” En toen de onderzoekers berekenden hoe lang de dijbeenderen van LB1 zouden zijn geweest als deze zich normaal zou hebben ontwikkeld, ontdekten ze dat de totale lengte van deze mens dan ongeveer 1.26 meter zou zijn geweest. Dat komt overeen met de lengte van sommige mensen die nu op Flores leven.
Meer bewijs
En de onderzoekers dragen nog meer bewijs aan voor hun hypothese dat LB1 geen nieuwe mensensoort, maar een mens met het Syndroom van Down was. Zo wijzen ze er bijvoorbeeld op dat LB1 als enige de bijzondere kenmerken vertoont. Andere menselijke resten die in dezelfde grot zijn teruggevonden laten deze kenmerken niet zien. Het bewijst dat LB1 anders was dan de mensen waar hij zijn leefgebied mee deelde. Daarnaast blijkt de linkerkant van de schedel ietsje anders te zijn dan de rechterkant. Ook dat wijst op het Syndroom van Down.
“Dit onderzoek is niet één of ander fantasierijk verhaal, maar is bedoeld om een hypothese te testen,” benadrukt Eckhardt. “Zijn de skeletten uit de Liang Bua-grot zodanig ongebruikelijk dat we ze aan een nieuwe mensensoort moeten toewijzen? Onze nieuwe analyse stelt van niet. Alle signalen wijzen hier duidelijk op het Syndroom van Down.”