Ze hielden stand, zelfs toen de temperatuur in amper tien jaar tijd 3 graden Celsius daalde.
Dat blijkt uit opgravingen in Star Carr, een archeologische vindplaats uit de middensteentijd in Engeland. Op deze plaats zijn sporen van mensen gevonden die teruggaan tot zo’n 9000 voor Christus. Het betekent dat de mensen die hier woonden, met een behoorlijk instabiel klimaat te maken hadden (zie kader).
Zo’n 11.500 jaar geleden kwam er een einde aan de IJstijd: de aarde begon op te warmen. Gletsjers trokken zich terug en ijskappen op het noordelijk halfrond verdwenen. Het zorgde ervoor dat er behoorlijk wat smeltwater in de oceanen liep en de interactie tussen die oceanen en het wegkwijnende ijs leidde tot extreme weersomstandigheden en een vrij instabiel klimaat.
Zo kregen de mensen in Engeland te maken met een zeer koude periode die zo’n honderd jaar aanhield. Maar dat deed ze weinig, zo onthullen de opgravingen. In aardlagen uit die periode zijn namelijk heel veel bewerkt hout, botten van dieren en gereedschappen aangetroffen dei stuk voor stuk getuigen van hun productiviteit en doorzettingsvermogen.
Geen onoverkomelijk probleem
“Er is betoogd dat abrupte klimatologische gebeurtenissen een crash in Mesolithische populaties in het noorden van Groot-Brittannië veroorzaakten, maar onze studie onthult dat samenlevingen – in ieder geval die van de pionierende kolonisten in Star Carr – in staat was om om te gaan met extreme en aanhoudende klimatologische gebeurtenissen,” vertelt onderzoeker Simon Blockley. “Wij ontdekten dat mensen in feite veel sterker beïnvloed werden door kleine, lokale veranderingen in hun omgeving.” Blockley denkt dan bijvoorbeeld aan het verdwijnen van het meer dat ooit op de plek van Star Carr lag. Mensen woonden aan de rand ervan, maar zagen het meer op een gegeven moment geleidelijk aan verdwijnen. “Door de tijd heen werd het meer steeds ondieper en moerassiger, het begon in veenland te veranderen en dwong de kolonisten om het gebied te verlaten.”
De onderzoekers baseren hun conclusies niet alleen op archeologische vondsten. Ze bestudeerden ook pollen en sedimenten om meer te weten te komen over de klimaatveranderingen waarmee deze mensen te maken kregen. Zo ontdekten ze twee perioden van extreme afkoeling, waarbij de gemiddelde temperatuur in ongeveer tien jaar tijd met 3 graden Celsius afnam. De eerste keer dat dat gebeurde, hadden mensen dit gebied nog maar net betrokken. De afkoeling zorgde er in dat stadium waarschijnlijk voor dat de samenleving wat minder vooruitgang boekte en wat minder actief was. Maar toen er een tijd later weer sprake was van afkoeling, stond de samenleving al wat sterker in de schoenen en hadden de dalende temperaturen weinig effect. Het onderzoek onthult volgens onderzoeker Nicky Milner dat we niet te snel conclusies moeten trekken over de effecten die extreme temperatuurveranderingen op vroege mensenpopulaties heeft gehad.