Extreme rijkdom is een probleem en een rijkdomsgrens kan de oplossing zijn

Dat armoede een probleem is, daar zijn mensen het wel over eens. Maar ook extreme rijkdom heeft problematische consequenties en moet eigenlijk worden aangepakt, zo betoogt politiek filosoof Dick Timmer.

Bijna 200 miljard dollar. Dat is op dit moment het vermogen van Jeff Bezos, de oprichter van Amazon en één van de rijkste mannen op aarde. Zijn vermogen is indrukwekkend, zo stelt politiek filosoof Dick Timmer. “200 miljard dollar is meer geld dan jij zou hebben wanneer je 250.000 dollar per dag had verdiend sinds de dag dat Jezus geboren werd.” En Bezos is niet de enige met zo’n omvangrijk vermogen; anderen – waaronder Elon Musk (oprichter van PayPall, Tesla en SpaceX) – schurken er met vergelijkbare vermogens tegenaan. En deze superrijken worden alleen maar rijker; de rijkste 500 mensen zagen hun gezamenlijke vermogen in het pandemiejaar 2020 met 1,8 biljoen dollar toenemen. Aan het eind van dat jaar bezaten ze samen zo’n 7,6 biljoen dollar.

Armoede
Tegelijkertijd leven honderden miljoenen mensen in extreme armoede. Dat wil zeggen dat ze moeten leven van (de equivalent van) nog geen 2 dollar per dag. En terwijl het vermogen van de rijksten exponentieel groeit, neemt het aantal mensen dat in armoede leeft sinds enige tijd weer toe. De Wereldbank vreest zelfs dat de pandemiejaren 2020 en 2021 erin zullen resulteren dat hun aantal tot boven de 800 miljoen zal stijgen.

Armoede is een probleem, maar extreme rijkdom ook
Dat extreme armoede – met de daaruit voortvloeiende problemen zoals ondervoeding en beperkte toegang tot zorg en onderwijs – een probleem is, staat buiten kijf. Maar ook extreme rijkdom is problematisch, zo stelt Timmer in zijn proefschrift dat hij komende week aan de Universiteit Utrecht verdedigt. En wel zodanig dat ingrijpen – bijvoorbeeld door een rijkdomsgrens in te stellen – gerechtvaardigd lijkt. Zijn proefschrift bouwt daarmee voort op onderzoek van politiek filosoof Ingrid Robeyns (Timmers promotor, red.), die eerder al onderzoek deed naar de morele grenzen van extreme rijkdom, en het idee van een rijkdomsgrens opperde.

Ongerechtvaardigde ongelijkheid
“Mijn proefschrift is geen pleidooi voor economische gelijkheid,” zo benadrukt Timmer in gesprek met Scientias.nl. “Het is immers ook niet verdedigbaar dat iedereen evenveel bezit. Maar voor ongelijkheid moeten wel goede redenen gegeven worden.” Een veelgehoorde rechtvaardiging voor ongelijkheid is bijvoorbeeld dat sommige mensen heel getalenteerd zijn of veel meer of veel efficiënter werken dan anderen. Over het algemeen is men het er dan wel mee eens dat deze mensen ook wat meer verdienen. Maar wat extreme rijkdom problematisch maakt, is dat de link tussen prestatie en verdienste verbroken wordt en de ongelijkheid dus niet meer gerechtvaardigd is. “Want als we ongelijkheid op basis van inzet of talenten toestaan, dan moet dat ergens ophouden,” meent Timmer. “Zo kun je je bijvoorbeeld afvragen of iemand 1000 keer efficiënter kan werken dan een ander. En zelfs als dat in theorie zou kunnen, moet je je afvragen hoe waarschijnlijk het is dat dat in de praktijk het geval is.”

Politieke ongelijkheid
Hoewel ongelijkheid dus verdedigbaar is, zijn de enorme vermogens van de superrijken dat stadium voorbij. De onrechtvaardige verdeling van geld en vermogen is echter niet het enige wat Timmer tegen de borst stuit. Door extreme rijkdom – of eigenlijk de wijze waarop deze wordt aangewend – komt ook de politieke gelijkheid in het gedrang. “Eerder dit jaar doneerde een techmiljardair ruim 1 miljoen euro aan D66 en de Partij voor de Dieren, omdat die partijen het in zijn optiek het beste voor hadden met het klimaat,” vertelt Timmer aan Scientias.nl. “Bij mijn weten is geld nog nooit zo in het openbaar gebruikt om politieke doelen na te streven. En dat staat op gespannen voet met de politieke gelijkheid.” Want waar ‘gewone’ kiezers enkel invloed uit kunnen oefenen door op verkiezingsdagen een vakje rood te kleuren, een petitie te ondertekenen, of soms de straat op te gaan voor een protest, kunnen de superrijken met behulp van hun vermogen een groter stempel drukken op de besluitvorming. Dat gaat lijnrecht in tegen het idee dat in een democratie iedereen gelijk is en elke stem even zwaar weegt.

Rijkdomsgrens
En zo kan extreme rijkdom – net als extreme armoede – dus problematische vormen aannemen. Reden genoeg om rijkdom aan banden te leggen, zo vindt Timmer. In zijn proefschrift pleit hij voor een rijkdomsgrens. “Daarmee ontstaat er weer een duidelijkere link tussen wat je verdient en krijgt. En nog belangrijker: geld dat nu onproductief in de rijke klasse blijft hangen, kan dan geïnvesteerd worden in de samenleving. Bijvoorbeeld in de gezondheidszorg, het onderwijs, de infrastructuur of andere publieke voorzieningen.” Een deel van het vermogen van de superrijken afnemen en terugpompen in de samenleving lijkt ook op andere gronden gerechtvaardigd. “Extreme rijkdom gaat vaak gepaard met een hoge uitstoot,” stelt Timmer. “De uitstoot van de superrijken is – vanwege hun levensstijl of via de bedrijven die ze bezitten – honderden keren groter dan die van de gemiddelde wereldburger. Ook in die zin is het belasten van de superrijken met als doel het beschermen en toekomstbestendig maken van de wereld te rechtvaardigen.”

Lastig handhaven
Tegelijkertijd erkent Timmer dat het invoeren van een rijkdomsgrens lastig is. “Het belasten van vermogen is niet zo eenvoudig, omdat je het gemakkelijk van A naar B kunt schuiven. Dat maakt het een uitdaging om zo’n rijkdomsgrens te handhaven.” Minstens zo lastig is het om de rijkdomsgrens vast te stellen. “Ligt de grens op 1 miljoen? Op 100 miljoen? Vanaf welk bedrag voegt rijkdom niets meer toe of wordt het maatschappelijk gezien een probleem?” Daarnaast zijn er ook mensen die zich zorgen maken over eventuele gevolgen die de invoering van zo’n rijkdomsgrens zou hebben. “Sommige mensen zijn bang dat de economie instort,” stelt Timmer. Simpelweg doordat de drang om veel geld te verdienen, verdwijnt. “Ik betwijfel dat sterk, maar het hangt natuurlijk ook wel af van hoe je de rijkdomsgrens handhaaft.” En waar de grens komt te liggen.

Wat is extreem rijk?
Als je extreme rijkdom aan banden wilt leggen, moet je eerst vaststellen hoeveel rijkdom als ‘extreme rijkdom’ moet worden beschouwd. Daar is in Nederland – waar meer dan 27 procent van het private vermogen in handen van de 1 procent is – een paar jaar geleden door onder andere Ingrid Robeyns onderzoek naar gedaan. Daaruit bleek dat ongeveer één op de drie ondervraagden een gezin als extreem rijk bestempelt wanneer het in een villa woont, een tweede huis in Frankrijk heeft, twee luxe auto’s bezit, drie keer per jaar op vakantie gaat en vijf ton spaargeld heeft. Het onderzoek wees ook uit dat mensen extreme rijkdom op zichzelf niet als probleem zien, maar wel moeite hebben met de gevolgen ervan.

Maatschappelijk draagvlak
Grote vraag is natuurlijk of er maatschappelijk draagvlak is voor zo’n rijkdomsgrens. Timmer proeft in de samenleving enig enthousiasme, maar ook terughoudendheid. “Je ziet dat er steeds meer kritiek komt op multinationals en de keuzes die superrijken maken.” Hij refereert hierbij bijvoorbeeld aan de ruimterace waarin onder meer Jeff Bezos en Richard Branson verwikkeld zijn. “Mensen gaan zich steeds meer afvragen: ‘Moeten we dit willen?’ Tegelijkertijd zie je echter ook dat bijvoorbeeld de erfbelasting (waarmee de omvang van erfenissen kan worden beperkt om economische ongelijkheid tussen verschillende generaties te verkleinen, red.) in Nederland – en ook wereldwijd – nog altijd een van de minst populaire belastingen is. Het idee dat extreme rijkdom problematisch is, wordt dus steeds prominenter. Maar tegelijkertijd is er ook sprake van een bepaald spanningsveld, omdat maatregelen om extreme rijkdom te beperken vaak op weinig steun kunnen rekenen.”

Dat op twee benen hinken zien we ook terug in de eerder genoemde studie waarin Nederlanders gevraagd werd of ze een rijkdomsgrens zagen zitten. Tachtig procent van de ondervraagden vond dat niet nodig. Maar een groot deel van de ondervraagden veranderde van mening als de vraag iets anders werd geformuleerd. “Als ze de keuze kregen: of meer geld naar de superrijken of investeren in publieke goederen, dan waren ze wel geneigd om voor het laatste te kiezen.” En ook de zeer concrete stelling dat het onwenselijk is dat een man als Bezos zoveel miljarden bezit, kon op instemming rekenen. “Je ziet eigenlijk dat men het er op het niveau van het denken wel mee eens is dat hier een groot vraagstuk ligt. Maar als het gaat om oplossingen moet er nog veel gebeuren en staat ons nog een behoorlijke politieke strijd te wachten.”

Bronmateriaal

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd