Mensen die geloven dat ze goed zijn in het besparen van energie, zijn dat ook daadwerkelijk. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Groningen. Het vertrouwen in het eigen kunnen blijkt veel belangrijker dan factoren als inkomen, opleiding of geslacht.
De onderzoekers voerden een meta-analyse uit. Ze bundelden de resultaten van honderd verschillende studies waarin in totaal ruim 430.000 mensen waren ondervraagd over hun energiegedrag thuis. Ook onderzochten ze welke van 26 verschillende factoren het beste voorspellen of iemand zuinig omgaat met energie. Het onderzoek verscheen in het vakblad Cell Reports Sustainability.
Wat blijkt? Uit alle factoren blijkt dat de overtuiging dat je goed bezig bent de sterkste samenhang vertoont met gedrag dat daadwerkelijk energiebesparend is. Dit betekent eigenlijk gewoon dat mensen die denken “ik ben in staat om energie te besparen” vaker de thermostaat lager zetten, lampen uitdoen bij het verlaten van een kamer of kortere douches nemen. Deze factor bleek belangrijker dan alle andere onderzochte kenmerken.
Psychologie belangrijker dan demografische kenmerken
Tegen alle verwachtingen in staat in de studie te lezen dat vrijwel alle klassieke demografische kenmerken nauwelijks tot geen verband vertonen met energiebesparing. Het maakt statistisch gezien dus helemaal niet uit of iemand man of vrouw is, hoeveel iemand verdient, welk opleidingsniveau iemand heeft of dat iemand zijn huis huurt of bezit. Ook de leeftijd van de woning en of mensen in de stad of op het platteland wonen blijkt simpelweg geen rol te spelen.
Daarentegen tonen ook andere psychologische factoren wel consequent een duidelijke samenhang met energiebesparend gedrag. Naast het vertrouwen in het eigen kunnen blijken bijvoorbeeld ook de houding tegenover energiebesparing, het gevoel van persoonlijke verplichting om energie te besparen, en hoe belangrijk iemand energiebesparing vindt duidelijke verbanden te vertonen. Ook mensen die zich bekommeren om milieuproblemen of die al andere milieuvriendelijke dingen doen, zoals recyclen of met het openbaar vervoer reizen, blijken vaker energie te besparen thuis. En het gekke is: je hoeft niet eens veel te weten over hoe je best energie bespaart. Kennis wordt in de studie nauwelijks in verband gebracht met effectieve energiebesparing.
Wat betekent dit voor beleidsmakers?
Deze studie is vooral nuttig voor beleidsmakers. Campagnes vandaag de dag zijn er vaak vooral op gericht om informatie te verstrekken. Hoewel dat zeker nuttig blijft, lijkt het erop dat de invalshoek van het eigen kunnen meer belicht moet worden. In de praktijk zou dit er volgens de auteurs van de studie op duiden dat campagnes mensen moeten laten zien dat energiebesparing haalbaar is en dat hen getoond moet worden welke concrete stappen ze kunnen zetten om te geloven in hun eigen kunnen.
Wereldwijde urgentie neemt toe
Uit de studie blijkt dat de urgentie van dit onderwerp wereldwijd in sneltempo toeneemt. Bijna 70 procent van alle studies die tijdens deze analyse onder de loep zijn genomen, zijn gepubliceerd in 2014 of later. De onderzoekers merkten ook op dat nieuwere studies diepgaander zijn; ze zijn steeds vaker cross-disciplinair, wat gewoon wil zeggen dat er theorieën uit verschillende disciplines worden gebruikt in dezelfde studie.
Haken en ogen
De studie keek naar onderzoek uit 42 landen, vooral uit Europa, Noord-Amerika, China en Australië. Regio’s als Afrika, Centraal-Azië en Latijns-Amerika zijn echter nog ondervertegenwoordigd. Over energiebesparend gedrag in die delen van de wereld kunnen we dus minder zeggen. Daarnaast toont dit onderzoek enkel verbanden, maar geen bewijs over oorzaak en gevolg. Er zijn in de toekomst experimenten nodig waarin mensen daadwerkelijk worden geholpen om hun vertrouwen in energiebesparing te vergroten om vast te stellen of er een oorzakelijk verband is.


