Mogelijk heb je nog nooit van dwergwalvissen gehoord. Het zijn de kleinste, meest mysterieuze en waarschijnlijk de minst onderzochte baleinwalvissen, die er zijn. Hun vreemdste eigenschap? Ze migreren niet, dus de grote vraag is hoe ze het hele jaar door aan hun voedsel komen.
Baleinwalvissen zijn op zich al bijzondere dieren. Ze hebben namelijk geen tanden, maar zogenoemde baleinplaten in de bovenkaak waarmee ze voedsel uit zeewater filteren, voornamelijk plankton en kleine schaaldieren. De zomer brengen ze door in koude wateren dichtbij de polen. In de herfst trekken ze naar warmere oorden om hun jongen groot te brengen.
Mysterieus beestje
Maar dat geldt dus niet voor de dwergwalvis waarover eigenlijk maar weinig bekend is en die zelden in het wild wordt gezien. Dat komt mogelijk doordat de walvissen met hun lengte van maximaal 6,5 meter en gewicht tot 3,5 ton relatief klein zijn. Bovendien zijn ze vrij schaars en gedragen ze zich nogal onopvallend, zeker vergeleken met de markante bultrugwalvis. Ook voor de jacht is de dwergwalvis niet zo interessant. Het weinige dat we over hem weten, komt voornamelijk door aangespoelde dieren.
“In dit onderzoek tonen we aan dat dwergwalvissen zich niet gedragen zoals de meeste andere baleinwalvissen. Ze steken namelijk niet de hele oceaan over”, zegt ecologieprofessor aan de University of New South Wales, Tracey Rogers. “In plaats daarvan zijn het huismussen, die het hele jaar door dicht bij de Zuid-Australische kust blijven, waar ze hun jongen grootbrengen en zich voeden met krill en kleine kreeftjes.”
Gematigde temperaturen
Ze laat zien dat dwergwalvissen het liefst rondzwemmen in streken waar het niet te warm en niet te koud is, zo tussen de 30 en 50 graden zuiderbreedte. Het zeewater is er tussen de 5 en 20 graden Celsius. In deze gebieden brengen zuidoostelijke winden tussen november en mei koud water, dat vol voedingsstoffen zit, naar het oppervlak, waardoor allerlei dieren kunnen genieten van (letterlijk) een zee aan heerlijke hapjes.
Om te achterhalen wat de dwergwalvissen nu precies aten, maten de onderzoekers de ratio tussen stabiele stikstofisotopen 15N en 14N en tussen de stabiele koolstofisotopen 13C en 12C in de baleinplaten van veertien volwassen dwergwalvissen, die tussen 1968 en 2019 zijn aangespoeld in Australië. Zo konden ze hun dieet en leefomgeving vaststellen.
Van fytoplankton tot apex-predator
“Balein is gemaakt van keratine, net als onze vingernagels en blijft levenslang groeien”, legt onderzoeker Adelaide Dedden uit. “Omdat het zo’n stabiel weefsel is, levert balein een ideaal langetermijnbeeld op van het eetpatroon en de habitat van de dwergwalvissen.”
Omdat dieren stikstof en koolstof enkel binnenkrijgen uit voedsel, zijn de isotopenratio’s in hun weefsel een afspiegeling van die van hun prooi. Deze ratio’s nemen toe naar mate een dier zich hoger in de voedselketen bevindt. Zo heeft fytoplankton meestal de laagste waarde, terwijl de apex-predator de hoogste ratio heeft. Door de waardes in balein te vergelijken met die van een reeks mogelijke prooidieren, konden de onderzoekers afleiden welke diersoorten er op het menu staan van de dwergwalvis.
Roeipootkreeftjes op het menu
En daaruit bleek al snel dat deze eigenzinnige vis het liefst roeipootkreeftjes en krill eet die in de oceaan aan de Australische zuidkust ronddrijven. Er waren daarentegen helemaal geen overeenkomsten met de isotope ratio’s van Antarctisch krill, wat betekent dat dwergwalvissen niet migreren naar Antarctica, zoals veel andere baleinwalvissen doen. Aan de andere kant kwamen de isotope ratio’s ook niet overeen met vissen die verder op zee zwemmen. De dwergwalvissen eten dus geen vis, zoals hun grotere soortgenoten, concluderen de onderzoekers.
Kwetsbaar voor veranderingen
Doordat dwergwalvissen in zo’n specifiek gebied blijven en afhankelijk zijn van bepaalde soorten prooi, lopen ze wel meer risico, waarschuwen de onderzoekers. “Omdat dwergwalvissen zulke grote zoogdieren zijn, die zich voeden met hele kleine prooidieren, hebben ze grote hoeveelheden voedsel nodig. Dat maakt hen kwetsbaar voor veranderingen in hun leefomgeving. Hun thuis, de gematigde oceanen op het zuidelijk halfrond, warmt op in een alarmerend tempo”, aldus Rogers, die in vervolgonderzoek wil kijken hoe de dieren reageren op deze verandering.