Een nieuwe bloedtest kan de strijd tegen kanker voorgoed veranderen.
Met slechts één buisje bloed spoort een nieuwe test meer dan twintig soorten kanker op, vaak al in een vroeg stadium. Dat kan bij bijna de helft van de patiënten een late diagnose voorkomen, zo blijkt uit een grootschalige studie in het vakblad BMJ Open.
Wat maakt deze test zo bijzonder?
De test, die wetenschappers een ‘multi-kanker vroege detectietest’ noemen, is een ware alleskunner. Met slechts één buisje bloed kan de test chemische signalen oppikken van meer dan twintig verschillende soorten kanker, waaronder die van de anus, blaas, slokdarm, lever, longen, eierstokken, pancreas, prostaat, maag, schildklier en baarmoeder. Een test die kankers vroegtijdig kan opsporen is cruciaal, want vroege opsporing vergroot de kans op genezing enorm. Tot nu toe kunnen artsen maar een handjevol kankersoorten vroegtijdig opsporen. Denk aan borst-, darm-, en baarmoederhalskanker. Deze nieuwe bloedtest zou het arsenaal aan detectiemiddelen flink uitbreiden.
Wat laten de cijfers zien?
Amerikaanse onderzoekers gebruikten computermodellen om te berekenen wat er gebeurt als mensen tussen de 50 en 79 jaar deze test regelmatig doen. De resultaten zijn bemoedigend. Bij jaarlijkse screening worden per 100.000 geteste mensen 370 extra kankergevallen ontdekt. Nog belangrijker: het aantal late diagnoses (stadium III en IV) daalt met maar liefst 49 procent. Dat betekent dat bijna de helft van de mensen die anders pas laat hun diagnose zou krijgen, nu eerder behandeld kan worden.
Zelfs als je de test maar eens per twee jaar doet, zijn de resultaten veelbelovend: 292 extra opgespoorde kankers per 100.000 mensen en 39 procent minder late diagnoses. Vooral bij snelgroeiende, agressieve tumoren maakt dit een wereld van verschil. Van de 392 mensen die jaarlijks sterven aan zo’n agressieve kanker, zouden er met tweejaarlijkse screening 54 gered kunnen worden. Bij jaarlijkse screening loopt dat op tot 84. “Beide intervallen hebben het potentieel om 31-49 procent van de kankers in een vroeg stadium te onderscheppen”, stellen de onderzoekers in een persbericht.
Wat deze test extra krachtig maakt, is dat hij zowel kanker in het allervroegste stadium (I) als in stadium II opspoort. Bij jaarlijkse screening wordt 23 procent van de kankers in stadium I ontdekt en 26 procent in stadium II. Dat geeft artsen een veel betere startpositie voor behandeling, want in deze stadia is de kans op succesvolle behandeling vaak veel groter dan in latere stadia.
Jaarlijks of tweejaarlijks?
Maar hoe vaak moet je zo’n test dan doen? Jaarlijks screenen levert de meeste opgespoorde kankers en de minste sterfgevallen op, maar tweejaarlijks testen is efficiënter. Bij tweejaarlijkse screening is de kans dat een positieve test ook echt kanker aanduidt hoger: 54 procent vergeleken met 43 procent bij jaarlijkse screening. Met andere woorden: je vindt per test meer kankers. Toch voorkomt jaarlijkse screening meer sterfgevallen per jaar. De uiteindelijke keuze hangt af van factoren zoals kosten, overlevingskansen in de praktijk en hoe goed mensen meedoen aan de screening.
Voorzichtig optimisme
De onderzoekers zijn enthousiast, maar houden een slag om de arm. Hun modellen gaan uit van perfecte omstandigheden: iedereen doet mee en vervolgonderzoeken zijn zeer nauwkeurig. In de echte wereld zal dat anders zijn. De test moet in de praktijk getest worden, en er moeten keuzes gemaakt worden over hoe vaak we hem gaan inzetten en wie ervoor in aanmerking komt. Ook de kosten van de test en vervolgonderzoeken spelen mee.