Het coronavirus, of beter gezegd SARS-CoV-2, kan mensen behoorlijk ziek maken. Maar hoe lapt zo’n virus dat nou en wat spookt het eigenlijk allemaal uit in het menselijk lichaam?
De aanblik alleen al, doet ons massaal huiveren. Het kan geen toeval zijn, dat niet slechts 2, maar talrijke hoorntjes prijken op zijn wezen. Voor alle zekerheid deinzen we instinctief achteruit als we zijn aanwezigheid vrezen in een ander, zeker als die de grens van anderhalve meter niet ruim aanhoudt.
COVID-19-virion is dobberaar
Hoe het eruit ziet, weten we inmiddels dus allemaal. Maar wat doet zo’n corona-deeltje nou precies? Gaat het als een razende tekeer? Beweegt het? En zo ja, hoe dan? Om te beginnen heeft een virus geen cellen. We spreken dus daarom van een partikel. Of virion, dat mag ook, legt Wim van der Poel uit. Hij is professor Virologie aan de Universiteit van Wageningen en bestudeert virussen al tientallen jaren. “Een virion van het coronavirus bestaat eigenlijk uit een streng RNA, dat is erfelijk materiaal, omringd door een eiwitmantel. Op de eiwitmantel zitten uitsteeksels, de spikes, waarmee het virion zich hecht aan eiwitten van de gastheer en oppervlakken, afhankelijk van de structuur. Dat is dan ook wat het partikel doet: het heeft geen instrumenten om zich voort te bewegen en beweegt eigenlijk gewoon mee met zijn omgeving: slijm, speeksel, uitademingslucht.”
Dat klinkt nogal ontspannen: beetje ronddobberen in ons slijm en hier of daar even blijven plakken. Niet echt wat we meteen in gedachten hebben, als we ons het leven van een moordzuchtig virus proberen voor te stellen. Volgens de Wageningse hoogleraar klinkt de omschrijving dan ook een stuk onschuldiger dan waar het in de praktijk op neer komt. “Een virus doet eigenlijk niets anders dan zichzelf vermeerderen, maar daarbij kan wel celschade ontstaan. En er kunnen celfuncties verstoord worden. Het is dat vermeerderingsproces dat ziek maakt. Virusdeeltjes hechten met hun oppervlakte-eiwitten, spike proteins noemen we die, aan op de receptoren op de cel.”
Celbeschadiging
Receptoren kunnen signalen van buiten de cel doorgeven. Ze kunnen ook een reactie in de cel op gang brengen. In dit geval, trekt een cel van ons lichaam, waar de spike op aan hecht, het virion naar binnen. Daar speelt zich een vermeerderingsproces af, waarbij de cel beschadigd kan raken. En zo maakt het virion een gezonde cel ziek. Het virion verandert of verstoort de normale celfunctie. Die doet het niet meer of die doet het niet goed meer. De nakomelingen vervolgens, gaan naar de volgende cel en de volgende. Het COVID-19-virion aast vooral op de cellen van de luchtwegen, en dan met name die van de slijmvliezen en het luchtwegepitheel, dat het vochtige grensvlak tussen binnen en buiten vormt. Dit is de voering van de luchtwegen.
Corona-deeltje op reis
Het COVID-19-virion, of liever gezegd zijn nakomeling, maakt ook wel eens een tripje. Dan wordt hij de luchtwegen uitgehoest. Als hij mazzel heeft, komt hij terecht in een nieuwe gastheer en begint het bestaan van dobberen in slijm en speeksel opnieuw. Zich hechten aan een gezonde cel in de luchtwegen, die kapot maken en dwingen tot het maken van nieuwe nakomelingen, enzovoort.
Maar wanneer heeft deze cel-vandaal pech? Ook een COVID-19-virion komt namelijk aan zijn einde. En wel een tamelijk roemloos einde. Hoewel je van de term dood niet echt kan spreken, volgens Van der Poel. “Een virion is eigenlijk altijd dood. Het gaat meer om infectieus of niet meer infectieus. Als het deeltje via het immuunsysteem het lichaam verlaat dan is het afgebroken, en dus niet meer infectieus.”
De vijanden van het virion
Opgeruimd staat netjes en we zullen hem missen als kiespijn, maar voordat het zover is, moet het immuunsysteem wel behoorlijk aan de slag. We weten inmiddels dat het virion zo maar tegen de verkeerde kan op lopen in ons lichaam. Hoewel we dat lopen niet te letterlijk moeten nemen, gezien het onvermogen van het virion om zichzelf enigszins fatsoenlijk voort te bewegen. We weten dat NK-cellen buitengewoon snelle verdedigers zijn, die het virion snel onschadelijk maken met honderden bommetjes. Er zijn nog meer cellen in ons lichaam die het virion liever uit de weg zou gaan, als hij zou kunnen.
“Het virion kan onschadelijk gemaakt worden door het immuunapparaat”, verklaart Van der Poel. “Neutraliserende antilichamen hechten zich aan het virusdeeltje, zodanig dat het niet meer aan cellen kan hechten en dus geneutraliseerd wordt. Fagocyten kunnen het virus dan opruimen.” Een fagocyt is een type witte bloedcel die vreemde cellen of fragmenten van cellen, opruimt door middel van omsluiting. Fagocyten ruimen schadelijke bacteriën op, maar ook dode of stervende cellen.
Het immuunsysteem betekent einde oefening voor het virion. Hij eindigt niet infectieus en wordt ons lichaam uit gegooid door onze fagocyten. In pus of etter, bijvoorbeeld met slijm in de luchtwegen. Met afbraakproducten via de nieren in onze urine, kan ook. Daar ligt het kapotte virion dan, uitgeplast in de wc. Één druk op de waterbesparende knop en hij dobbert weer, nu in het rioolwater. In dit geval niet infectieus meer. Dat dan weer niet.