Wanneer iemand een tweede taal leert, kan dit zijn of haar kijk op de wereld veranderen. Dit blijkt uit een nieuw onderzoek. Tweetalige sprekers kunnen makkelijk van perspectief wisselen, afhankelijk van de taal die ze op dat moment spreken.
Iedere taal heeft zijn grenzen. Zo hebben de Inuit meerdere woorden voor sneeuw, bijvoorbeeld ‘ape’ (sneeuw die de grond bedekt), ‘mughuayanaq’ (diepe sneeuw) en ‘qaniq’ (vallende sneeuw), terwijl we in Nederland en België alleen het basiswoord ‘sneeuw’ gebruiken. Het is dus logisch dat een eskimo anders naar sneeuw kijkt door zijn rijkere woordenschat. Dit geldt ook voor andere talen. Zo kunnen Russen sneller verschillende kleuren blauw identificeren, omdat zij een ander woord hebben voor lichtblauw (‘goluboy’) dan voor donkerblauw (‘siniy’). Engelsen – en ook Nederlanders – gebruiken het woord ‘blue’ (blauw) voor zowel lichtblauw als donkerblauw.
Actiegericht of doelgericht
Dit gaat nog een stukje verder. Onderzoeker Panos Athanasopoulos van de universiteit van Lancaster focuste zich op Duitsers en Engelsen. De Engelse woordenschat heeft bepaalde woorden om acties in een bepaalde tijd te plaatsen, bijvoorbeeld het verschil tussen ‘Ik was aan het rijden naar Duitsland en zag een vrouw’ (oftewel, de vrouw is onderweg gespot) of ‘Ik reed naar Duitsland en zag een vrouw’ (de vrouw is na aankomt in Duitsland gespot). Duitsers kunnen dit niet zeggen, waardoor zij het begin, het midden en het eind van een gebeurtenis beter specificeren. Engelsen focussen zich meer op de actie zelf. Een Duitser zegt: “Een man verlaat zijn huis en loopt naar de winkel”, terwijl een Engelsman zegt: “Een man is aan het lopen.”
Experiment
Athanasopoulos en zijn collega’s lieten proefpersonen een reeks video’s zien. Zo kregen de deelnemers aan het experiment een video te zien van een vrouw die naar haar geparkeerde auto loopt. Vervolgens bekeken de proefpersonen twee andere video’s en moesten ze aangeven welke van deze video’s het beste aansloot bij de eerste video. Eén video was meer doelgericht (een vrouw stapt een gebouw binnen), terwijl de tweede video geen doel had (een vrouw loopt over straat).
Wat opvalt: de Duitstaligen kiezen vaker voor de doelgerichte video dan de Engelstaligen. Dit heeft ermee te maken dat Duitstaligen zich richten op het gevolg van een bepaalde actie (de auto bereiken / het gebouw bereiken), terwijl Engelstaligen meer aandacht besteden aan de actie (wandelen).
Tweetaligen
Nog opmerkelijker is het wanneer tweetaligen hun mening geven. Het perspectief van een tweetalige hangt af van de taal die het meest actief is in zijn hoofd. Een Duitser – met Duits als moedertaal – zal in het Engels nog steeds gericht zijn op het resultaat i.p.v. de actie. Hoewel veel Nederlanders en Belgen goed Engels spreken, denken zij niet Engels en blijven zij denken vanuit een Nederlands perspectief. Maar dit is te blokkeren. Zo moesten de Duitstaligen tijdens het experiment Engelse woorden oprakelen, waardoor Duitse gedachten tijdelijk werd geblokkeerd en het perspectief verschoof.
Kortom, tweetaligen kunnen wisselen tussen verschillende perspectieven om zo een andere kijk op de wereld te hebben. Overigens zijn er voor- en tegenstanders van dit onderzoek. “Taal is niet de lens waardoor we de wereld zien”, zegt psycholoog Barbara Malt van de Lehigh universiteit aan ScienceMag. En daar heeft ze misschien wel een goed punt.