We zijn hard bezig om het aantal soorten op Aarde te decimeren, maar aan het eind van het Perm ging het er nog een stukje cataclysmischer aan toe. Gelukkig was er tijdens deze enorme massa-extinctie een veilige haven voor planten in de Turpanlaagte in het uiterste westen van China.
Chinese en Amerikaanse wetenschappers stellen het idee ter discussie dat ecosystemen op land net zo zwaar zijn getroffen als het leven in zee. Ze hebben fossiel bewijs gevonden van een groep planten die vrijwel onaangetast bleef tijdens de grootste massa-extinctie ooit. Volgens de onderzoekers waren sommige gebieden op land verrassend goed beschermd tegen de ergste gevolgen van de uitsterving, waardoor planten en daarna ook dieren sneller konden herstellen dan gedacht.
Planten overleefden
Ongeveer 252 miljoen jaar geleden stierf meer dan 80 procent van de mariene soorten uit. Maar hoe groot was de kaalslag op het droge? Wat er in dezelfde periode gebeurde op het land is al lange tijd onderwerp van discussie. Veel wetenschappers gaan ervan uit dat enorme vulkaanuitbarstingen in Siberië grote schade aanrichtten. Ze veroorzaakten bosbranden, zure regen en giftige gassen. Dit leidde tot het verdwijnen van kenmerkende plantensoorten in Zuid-China en op het supercontinent Gondwana. Maar anderen denken dat de schade per gebied nogal verschilde. Fossielen tonen aan dat sommige planten uit het Mesozoïcum al bestonden vóór de uitsterving, wat betekent dat ze deze enorme ramp hebben doorstaan.
Dateringsmethodes
Het onderzoek in de Turpanlaagte bij de West-Chinese oasestad Turpan brengt een schat aan nieuw bewijs boven tafel. Een analyse van fossiel stuifmeel en schimmelsporen laat zien dat varens en naaldbomen in dit gebied al 160.000 jaar voor de massa-uitsterving bloeiden en hier zeker tot 160.000 jaar na de ramp mee door zijn gegaan. “De aanwezigheid van intacte boomstammen en varens bewijst dat deze fossielen afkomstig zijn van lokale planten en niet door wind of water zijn aangevoerd”, zegt professor Wan Mingli van NIGPAS.
Sommige soorten verdwenen tijdelijk, maar het uitstervingspercentage van pollen en sporen lag hier rond de 21 procent, veel lager dan bij het zeeleven. Veel ‘verdwenen’ soorten zijn later in Trias-afzettingen opgedoken op andere plaatsen. Die zijn dus helemaal niet uitgestorven, maar gemigreerd. Dankzij deze stabiele plantengemeenschap herstelde het ecosysteem hier opvallend snel. Binnen 75.000 jaar na de uitsterving leefden er alweer diverse viervoeters, waaronder de planteneter Lystrosaurus en vleesetende chroniosuchiërs (krokodilachtigen).
Lokale klimaat
De resultaten van de studie staan haaks op eerdere schattingen, die ervan uitgingen dat ecosystemen pas na een miljoen jaar herstelden. Het herstel in dit gebied ging dus meer dan tien keer zo snel dan gedacht. De onderzoekers leggen uit dat het lokale klimaat hierin een grote rol heeft gespeeld. Analyses van oeroude bodemlagen wijzen uit dat er in het gebied indertijd ongeveer 1000 mm regen per jaar viel, veel meer dan het wereldwijde gemiddelde. Dit maakte het tot een veel vruchtbaarder leefgebied dan andere regio’s in de periode na de ramp.
Ondanks alle vulkanische activiteit in de omgeving was de Turpanlaagte een toevluchtsoord voor het landleven. “We laten hiermee zien dat er door lokale klimaat- en geologische omstandigheden veerkrachtige plekken kunnen ontstaan op onverwachte locaties”, aldus professor LIU Feng.